Alléén het vergroten van de biologische productie heeft geen zin, zegt Michaël Wilde van Bionext.
De Europese Green Deal en het Farm-to-Forkplan zullen bij sommige Nederlandse glasgroentetelers enig hoofdschudden hebben veroorzaakt. Vooral de opvallende doelstelling in 2030 waarbij 25% van het landbouwareaal biologisch moet zijn, lijkt vanuit Nederlands perspectief onhaalbaar.
Europa was immers een paar jaar geleden nog niet te vermurwen voor de lobby om ook glastuinders die telen op een natuurlijk substraat los van de ondergrond het biologisch keurmerk te geven.
Glasgroenten op substraat
De vorig jaar aangetreden directeur van Bionext, Michaël Wilde, kent die discussie van nabij. Hij was jarenlang communicatiemanager bij handelsbedrijf Eosta.
Wilde erkent direct dat bijna biologisch geteelde glasgroenten op substraat enorm bijdragen aan de door Brussel gewenste vermindering van kunstmest (-20%) en chemische middelen (-50%). Ook die doelen staan in Farm-to-Fork omschreven.
Maar dat dit plan van Timmermans wellicht een tweede kans kan bieden om voor substraatteelten alsnog de status biologisch te krijgen lijkt Wilde zeer onwaarschijnlijk.
Wat wij exporteren, moet steeds feller concurreren met de groei van binnenlandse bio-producties aldaar
“Applaus voor elke teler die zonder kunstmest en chemische middelen kan telen. Maar het verschil is dat één theelepel biologische teeltaarde 9 miljard microbacteriën bevat. En dat de plant het in zo’n gecontroleerd substraat moet doen met vier mineralen.”
“Mocht ooit alsnog substraatteelt het Europese bio-keurmerk krijgen, dan zal er vervolgens een Biologisch-Plus keurmerk komen voor biologische teelt in de grond.”
Wilde vervolgt: “En dan hoor ik de vraag al aankomen: maar de Spaanse bio-groenteteelt op rotsige ondergrond dan? Ten eerste is er bijna geen rotsgrond zo hard of plantenwortels kunnen er toch in doordringen. En ten tweede, ook de Spaanse op export gerichte biologische teelt moet rekening houden met voorkeuren van consumenten in Duitsland en Engeland en eigenlijk álle Europese landen voor lokaal product.”
“Dat geldt voor gangbaar, maar sterker nog voor biologisch product. Daarom stokt de groei in Nederland ook. Wat wij exporteren moet steeds feller concurreren met de groei van binnenlandse biologische productie in die landen.”
Farm-to-Fork; alleen uitvoerbaar als teler wordt beloond
De EU-lidstaten weten met de ambitieuze streefcijfers van de strategienota Farm-to-Fork van de Europese Commissie niet waar ze aan toe zijn. Onduidelijk is hoe al gerealiseerde verminderingen worden ingeboekt.
De meeste landbouwministers vinden dat al bereikte resultaten per lidstaat in acht moeten worden genomen. De lidstaten willen ook van elkaar zien hoe de Europese Commissie ze behandelt bij de uitvoering van de nationale strategische plannen met de nationale uitwerking van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Europees commissaris Stella Kyriakides (Gezondheid en Voedselveiligheid) verduidelijkte vorige maand nog dat de door de Europese Commissie gepresenteerde streefcijfers moeten worden gezien als politiek ambities en niet als wettelijke verplichtingen.
Ambties mede afhankelijk van financiering
Hoe de ambities worden uitgewerkt, is mede afhankelijk van de financiering. Een groot deel van de lidstaten vindt dat de ambities van de Europese Commissie alleen kunnen worden uitgevoerd als boeren en tuinders worden beloond voor hun inspanningen.
Die beloning kan uit de markt komen, maar ook in de vorm van inkomenssteun. Ook pleiten landbouwministers voor een goed onderzoek naar hoe te voorkomen dat productie zich onder druk van extra milieu-eisen buiten de EU verplaatst.
Er moet ook markt zijn
In het nadenken over de knuppel die Timmermans en de rest van de Europese Commissie in het hoenderhok hebben gegooid met die in Farm-to-Fork gestelde doelen, is de goegemeente het erover eens: het areaal biologisch kan alleen verder groeien als er ook markt is voor de producten.
We willen graag de Taskforce Marktontwikkeling Biologische Landbouw nieuw leven inblazen
Wilde: “Daarom gaan de eerste vier punten van ons tienpuntenplan, dat we op 8 september aan minister Carola Schouten overhandigen, over die marktontwikkeling.”
Zonder nu al die punten weg te geven, wil Wilde wel kwijt dat Bionext graag de Taskforce Marktontwikkeling Biologische Landbouw nieuw leven in wil blazen.
Die commissie met mensen uit bedrijfsleven en overheid moest rond 2000 zorgen voor een groei van het marktaandeel van biologisch vers tot 5%. Voordat dit aandeel daadwerkelijk gehaald kon worden, werd die taskforce een kleine tien jaar geleden opgeheven.
Groei stagneert
Die taskforce verdween niet geheel onverrichter zake van het toneel, want er was sinds eind jaren ‘90 elk jaar groei van het marktaandeel gerealiseerd. Ook dwars door de economische crisis van 2009-2015 heen bleef biologisch doorgroeien; zowel het teeltareaal als het marktaandeel in de winkels.
Maar die groei vertraagde wel en is inmiddels bijna helemaal gestagneerd. Van de totale voedselomzet in ons land is 3,6% biologisch. Te weinig, als we Brussel mogen geloven.
Wilde nuanceert alvast de Green Deal van Timmermans. “Daarin staat dat gemiddeld over de EU 25% van het areaal biologisch zou moeten zijn. Voor Nederland willen wij die ambitie graag overnemen, maar binnen het huidige systeem gaan we dat sowieso niet halen.”
De bio-sector gaat de 100 meter sprint misschien niet winnen, maar de tienkamp wel
Waar het volgens Bionext vooral om moet gaan, is dat álle boeren en tuinders hun steentje bij gaan dragen. Ook die doelen voor vermindering van kunstmest- en middelengebruik. De ketenorganisatie wil ver weg blijven van een verdieping van het wij-zij-denken, dat gangbaar en biologisch soms uiteen drijft.
Wilde: “Ik zou graag zien dat ngo’s en politici het niet alleen maar over biologisch hebben als ze duurzame productiemethoden naar voren willen schuiven. Er zijn heel veel duurzaamheidsinitiatieven, met allemaal hun eigen sterke punten.”
“Puur gekeken naar duurzaamheid kan een gangbare teler per eenheid product super scoren. Vergelijk het met de 100 meter sprint. Die gaat de biologische sector misschien niet winnen, maar de tienkamp wel.”
Werkelijke kosten
Wilde doelt daarmee op het bij elkaar optellen van prestaties van een teler of een productiemethode op alle terreinen. Alle emissies, diervriendelijkheid, het hele plaatje van de volledige maatschappelijke kosten. Die zogeheten True Cost Accounting wordt in Nederland al een paar jaar gepromoot door Eosta.
“Ook LNV kijkt nu heel serieus naar True Cost Accounting. Dat is het berekenen van een volledige kostprijs, met alle externe effecten erin meewegend. Dat gaat er onvermijdelijk voor zorgen dat het prijsverschil in de winkel tussen duurzaam en minder duurzaam kleiner wordt.”
In het groente- en fruitschap zijn er vaak maar twee versies, dan is bio vaak wel veel duurder
Voorlopig is duurzaam juist duurder in de winkel. Uit marktonderzoek blijkt dat weliswaar 95% van de consumenten weleens iets biologisch koopt, maar dat 65% biologisch vaak of meestal laat liggen vanwege de hogere prijs.
Wilde: “Dat is soms alleen een kwestie van prijsperceptie; de aanname dat biologisch veel duurder is, terwijl bijvoorbeeld het prijsverschil bij melk maar een paar cent bedraagt.”
Dat blijkt te kloppen. 1 liter volle melk van het Albert Heijn-huismerk kost vandaag € 1,15, terwijl 1 liter volle biologische melk van AH € 1,19 noteert. Maar in het melkschap zijn veel meer varianten; goedkoper, duurder, A-merk, huismerk, enzovoort.
In het groente- en fruitschap zijn er vaak maar twee versies: gewone broccoli of peen of trostomaten en de biologische variant. En dan is het verschil veel meer dan een paar (pro)cent.
Biologisch gezonder?
Tegenover die niet altijd terechte hoge prijsperceptie staat overigens een andere ook niet altijd terechte perceptie. Namelijk dat biologisch gezonder zou zijn.
Wilde herkent dat beeld: “Vraag aan een gemiddelde consument: welke appel is gezonder? Deze biologische of deze niet-biologische en bijna allemaal wijzen ze naar de biologische. Of dat ook echt zo is daar zijn de wetenschappers het niet over eens. Het ligt er ook maar aan hoe breed je ‘gezondheid’ definieert.”
“Hoe meer gezondheidseffecten van een product en de productiemethode je meeneemt – inclusief biodiversiteit, bodem, natuur, landschap en het welbevinden dat daarbij hoort – hoe meer de schaal doorslaat naar biologisch.
Dat we met bio alleen de wereld niet kunnen voeden, is bezijden de discussie
Sowieso wijst geen enkel onderzoek naar biologisch als minder gezond.”
Maar de productie dan? “Nederland heeft natuurlijk sowieso een heel hoogwaardige agrarische sector, zowel gangbaar als biologisch”, zegt Wilde. “Maar waar we in doorschieten is de gedachte dat wij vanuit Nederland heel de wereld moeten voeden.”
“Ook nu met de Europese doelstelling van Farm-to-Fork steekt het argument de kop weer op dat we met alleen biologisch de wereld niet kunnen voeden. Dat is niet de discussie. Wel dat we in alle ketens wereldwijd slimmer moeten produceren; meer plantaardig, minder dierlijk, minder voedsel verspillen, betere distributie.”
“Met minder verliezen in de keten hoeft er ook met 25% of meer biologisch areaal niemand honger te lijden en kunnen alle ketenspelers een prima boterham verdienen.”
‘Zuiden en oosten zetten in op verwateren milieudoelen’
Jeroen Candel, bestuurskundige en universitair docent van Wageningen University & Research, stelt dat boeren en tuinders beter kunnen meebewegen dan zich te verzetten tegen milieu-, klimaat- en natuurwetgeving.
“Klimaat- en milieuproblematiek verdwijnt niet. De Farm-to-Forkstrategie is nu nog een politiek document, maar daar komt wel regelgeving uit voort. Daar zie ik kansen voor de Nederlandse landbouw. Ook het klimaatverdrag van Parijs zal van groot belang voor de landbouw blijven.”
Volgens Candel zou het een goed idee zijn om Europese hectarepremies af te schaffen en het geld te benutten om boeren kredieten te geven om te vernieuwen. Maar zo’n idee lijkt niet haalbaar.
Level playing field is nodig
Candel is er ook niet van overtuigd dat de nationale strategische plannen – waarin Europese lidstaten werk kunnen maken van klimaat, natuur- en milieubeleid met Europees geld – goed van de grond komen.
“Nederland is ambitieus, maar je ziet nu al dat Zuid- en Oost-Europese landen inzetten op het verwateren van de milieudoelen. En als andere landen de nationaal-strategische plannen niet serieus nemen, zal dat ook in Nederland verwateren. We willen wel een level playing field.”