De biologische bestrijding van bladluizen met sluipwespen wordt al vanaf januari ernstig verstoord door secundaire sluipwespen die de primaire sluipwespen parasiteren. Dit blijkt uit een inventarisatie die WageningenUR Glastuinbouw dit jaar uitvoerde bij 10 biologische paprikatelers.
Sluipwespen zijn essentieel voor de biologische bestrijding van bladluis. De werking kan echter enorm gereduceerd worden door secundaire sluipwespen, zogenaamde hyperparasitoïden. Het ontbreekt nog aan voldoende kennis om tot goede maatregelen te komen die verstoring door hyperparasitoïden kunnen beperken. Vooral paprika is zeer vatbaar voor verschillende bladluissoorten, zoals perzikluis, boterbloemluis, aardappeltopluis en, in toenemende mate, katoenluis. Voor de biologische bestrijding zijn sluipwespen van groot belang. Ze kunnen snel een hoge dichtheid opbouwen en ook goed kleine haarden van bladluis opsporen. Tegen deze bladluissoorten worden verschillende sluipwespen uitgezet. De zich snel ontwikkelende Aphidius soorten zijn het meest populair: Aphidius ervi tegen de grotere bladluizen als boterbloemluis en aardappeltopluis, Aphidius matricariae tegen perzikluis en Aphidius colemani tegen perzikluis en katoenluis. Daarnaast worden ook de zeer traag ontwikkelende Aphelinus soorten ingezet. En daarbij komt spontaan vaak de sluipwesp Praon volucre voor.
Hyperparasitoïde dominant aanwezig
Wageningen UR Glastuinbouw heeft vanaf januari dit jaar bij 10 biologische paprikatelers, verspreid over het land, geïnventariseerd welke soorten sluipwespen en hyperparasitoïden voorkwamen. De eerste helft van het jaar was er duidelijk één dominante soort, namelijk de generalist Dendrocerus aphidum. Uit laboratoriumproeven bleek dat alle van de bovengenoemde sluipwespsoorten vatbaar waren voor deze hyperparasitoïde. Dit in tegenstelling tot wat werd aangenomen dat Aphelinus-soorten en Praon niet vatbaar zouden zijn. Opvallend was ook dat D. aphidum al zeer vroeg in het seizoen actief was. Begin februari werd de soort al bij 5 van de 10 bedrijven gevonden. Vanaf april waren alle 10 bedrijven besmet met deze hyperparasitoïde.
Bankerplants verdacht
Bij de bedrijven waar D. aphidum al vroeg werd gevonden, was dat vaak op bankerplanten met graanluis. Deze bankerplantsystemen kunnen in dat geval dus de vroege vestiging van ongewenste hyperparasitoïden faciliteren. Vanaf mei was er op meer dan de helft van de bedrijven ook een andere hyperparasitoïde te zien, de soort Asaphes suspensus. Van beide soorten is nog zeer weinig bekend, bijvoorbeeld hoe en waar ze overwinteren, hoe ze hun gastheren vinden, hoe ze zich ontwikkelen op verschillende bladluis-sluipwesp-combinaties en wat hun gedrag beïnvloedt. Wageningen UR Glastuinbouw wil de komende tijd meer onderzoek doen aan deze hyperparasitoïden, om daarmee maatregelen te ontwikkelen die de verstoring van bladluisbestrijding zoveel mogelijk beperken.