Ooit waagde het Westlands gemeentebestuur om een tweede economische pijler voor te stellen. Naast de glastuinbouw zou deze kustgemeente ook op toerisme moeten inzetten. Vriend en vijand waren verenigd in verbijstering.
De vrienden van de tuinbouw wensten geen verwatering van het beleid, dat slechts en alleen op bevordering van hun schitterende sector was gericht. En de vijanden van de tuinbouw riepen honend: “Welke toerist zou naar de lelijkste gemeente van Nederland willen komen?!”
Zo is het nu nog steeds: no-nonsense tuinbouwondernemers met harde koppen versus een burgerij die zich óf lomp onverschillig óf hautain verhoudt tot ‘de tuinder’.
Hoe ziet Kas van de Toekomst eruit?
In het Westland gaan ze nu de Kas voor de Toekomst bouwen. U mag daar over meedenken en uw plannen ervoor inzenden. Ik doe niet mee (want dat zou net zijn alsof journalist Jack van Gelder voetballer Dennis Bergkamp opzij had geduwd en zelf op het Argentijnse doel had gaan staan schieten), maar wil u wel dit meegeven: vergeet die kas even en denk eerst goed na over die toekomst.
Voor wat voor een toekomst bent u in de weer? En voor welke toekomst kan juist de glastuinbouw het verschil maken?
Tuinbouw gaat om planten
Dat kan niet anders dan een groene, plantaardige toekomst zijn. Tuinbouw gaat immers in de eerste plaats over planten, planten en nog eens planten. Planten en vruchten. Niet over het hoogtechnologisch instrumentarium dat wij daaromheen hebben bedacht om de teelt van die planten en vruchten nóg efficiënter te maken.
Hoe gaan we voor elkaar krijgen dat in 2048 er niet meer neerbuigend wordt gedaan over groenten, fruit en planten, alsof het slechts konijnenvoer en onkruid is, terwijl het het gezondst denkbare spul is voor mens, dier en planeet?
Geliefd en bewonderd worden
Wat kunnen we doen en zeggen, en tegen wie, om de tuinder van onbeminde nobody om te toveren tot geliefde en bewonderde redder der mensheid?
Voordat wij de hele wereld plantaardiger kunnen maken, zou het vast helpen als de wereld ons wat aardiger gaat vinden.