Bij Joop Litjens in Leunen (Limburg) ligt het planten medio juli nog steeds op schema. Iedere week gaan circa 190.000 venkelplanten de grond in. Hij werkt sinds dit jaar in de venkelteelt samen met Tielen Groenten in America en het product wordt afgezet via telersvereniging Fossa Eugenia.
“Het was de afgelopen maanden en ook weken steeds improviseren, maar tussen de buien door hebben we onze planning toch goed kunnen afwerken”, zegt Litjens op 19 juli. Het einde van het plantseizoen komt in zicht; begin augustus gaan de laatste planten de grond in. “Zoals ik al zei: het was een plantseizoen van passen en meten, anderzijds hebben we de beregeningshaspel niet vaak uit de schuur hoeven te halen. Dat is dan weer een voordeel.”
Dip in de oogst
De vele regen van de afgelopen maanden zorgde begin juli wel voor een flinke oogstdip. “Tijdens de forse buien in de afgelopen maanden liepen de lager gelegen delen van percelen vaak onder water. Dit zorgde hier en daar voor uitval en achterblijvende groei. Twee weken geleden waren we met oogsten aanbeland op een perceel met veel laagtes. Daar hebben we fors minder kunnen oogsten door de nattigheid”, aldus Litjens.
Goede producties
Over de overige percelen toont hij zich tevreden. “Deze kennen minder laagtes en de producties zijn goed. Het stuksgewicht ligt rond de 300 gram. De meeste venkel gaat weg via contracten, maar we leveren ook wel aan de daghandel.” Rond half juli waren de prijzen in de daghandel redelijk goed.
Schot door hitte
Litjens heeft ook weinig te stellen met ziekten en plagen. Wel zijn er hier en daar planten die geschoten zijn, door de hitte in de laatste week van juni. “Doordat we de afgelopen weken wat minder konden oogsten, vanwege het achterblijvende perceel, hebben we de oogst wat proberen op te rekken. Zodat we onze afnemers zo goed mogelijk konden en kunnen beleveren. Maar dan is het gewas – zeker bij de huidige hoge temperaturen en het vele zonlicht – gevoeliger voor stress en schot. Maar in zijn algemeenheid is er, na de oogstdip van begin deze maand, geen reden tot klagen.”
Auteur: Ank van Lier