Paprikatelers die een tegemoetkoming kregen voor de bestrijding van de paprikasnuitkever in 2012, hadden mogelijk recht op een hogere uitkering voor vervolgschade.
Dat blijkt uit de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) over een langlopende compensatiekwestie. Voor de derde keer doet het CBb nu uitspraak in deze zaak tussen een paprikateler en de minister van Landbouw. De paprikateler wijst er op dat er door toenmalig staatssecretaris Henk Bleker in november 2012 is toegezegd dat telers 50 procent van de ruimingskosten en schade door de ruiming vergoed zouden krijgen. Doordat jonge planten zijn vernietigd op zijn bedrijf claimt de teler ook vergoeding voor vervolgschade. Daar heeft hij ook recht op, oordeelt de rechter.
Taxatie-opdracht
Dat vervolgschade meetelt, blijkt ook uit de taxatie-opdracht die het ministerie gaf aan bureau Nederlands Instituut van Register Experts (NIVRE). Zij moesten onder meer kijken naar het verlies aan afzet voor paprika’s op basis van ‘reële inschattingen van de te verwachten productie en marktprijzen, berekend over de periode waarbinnen redelijkerwijs geen vervangende teelt kan worden opgezet’. Door de vernietiging van jonge planten heeft de teler dus recht op een hogere vergoeding, vindt de rechter. Opvallend is dat de rechter geen teeltdeskundige inschakelt om die vervolgschade te bepalen.
Vergoeding jonge planten, dan ook vervolgschade
Nederland heeft geen staatssecretaris van Landbouw meer, maar zijn opvolgers en ministers van Landbouw bleven afwijzen dat zij verantwoordelijk zijn voor vergoeding van vervolgschade bij de teler voor het opvolgende teeltjaar. Voor deze teler kwam de besmetting met de paprikasnuitkever op een moment dat twee teelten in elkaar overliepen. Daardoor zijn jonge planten vernietigd.
Doordat de minister de vergoeding voor jonge planten uitkeert, heeft hij zelf erkend dat er vervolgschade is, oordeelt de rechter. De tekst van de staatssecretaris maakt dat de teler dan ook recht heeft op vervolgschade, stelt hij.
Plantgezondheidsfonds kwam er niet
In 2012 zou een kwart van de schade door het ministerie worden vergoed en een kwart uit een door het bedrijfsleven op te richten plantgezondheidsfonds. Dat fonds kwam er niet, maar de staatssecretaris werd na 2015 ook vereffenaar van het Productschap Tuinbouw, waardoor de vergoeding bij de vereffening van het PT had moeten komen te liggen en dus bij de minister.
De minister van landbouw wijst erop dat andere telers ook geen vergoeding kregen voor vervolgschade. Voor deze bedrijven geldt dan ook na deze uitspraak dat ze een te lage vergoeding kregen.