Zo’n vijfentwintig jaar geleden werden in de omgeving van Geeuwenbrug voor het eerst leliebollen geteeld. In de loop der jaren namen de zorgen van buurtbewoners over de effecten van deze teelt op hun gezondheid en het milieu toe. De vereniging Meten=Weten wil die gevoelens staven met feiten.
Ze zijn niet tegen de teelt van leliebollen of pootaardappelen, maar maken zich wel zorgen om de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen die daarbij gebruikt wordt. En dan vooral als de percelen vlakbij bebouwing of natuurgebieden liggen, geven Alok van Loon en Guido Nijland van de vereniging Meten=Weten aan. Van Loon heeft haar wortels in Drenthe en woont, na wat omzwervingen, sinds veertig jaar in Geeuwenbrug. Dat ligt aan de rijksweg van Meppel naar Assen. Ze zat er drie termijnen in de gemeenteraad van Westerveld waar Geeuwenbrug onder valt. Nijland woont er sinds twaalf jaar. Hij studeerde begin jaren zeventig af aan de Wageningen Universiteit met als hoofdvak natuur en natuurbehoud. Hij had als ecoloog de afgelopen dertig jaar een eigen adviesbureau.
Eerste metingen
Van Loon en Nijland maken deel uit van het zeskoppige bestuur van de vereniging Meten=Weten die in 2018 werd opgericht. “Toen hebben we ook onze eerste metingen gedaan, in de vorm van een steekproef, om te kijken of er chemische middelen in onze directe leefomgeving voorkwamen. Daaruit bleek dat die er inderdaad waren en welke stoffen in welke concentraties. Er zijn toen monsters genomen van grond, gewassen, groenten uit (onbespoten) moestuinen, mest en oppervlakte- en grondwater. De resultaten hebben we op 6 maart 2019 naar buiten gebracht, want we vonden ze dusdanig alarmerend dat er actie ondernomen moest worden”, geeft Van Loon aan.
OBO
Nijland haalt vervolgens een eerder opgestart onderzoek aan, dat op initiatief van de stichting Bollenboos werd uitgevoerd. Bollenboos is twintig jaar geleden al opgericht door twee bezorgde ouders met kinderen. “In 2015 is onder begeleiding van het RIVM het Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (OBO) gestart. Dat onderzoek was beperkt, maar is wel gedegen uitgevoerd. Er zijn metingen gedaan met biomarker gemerkte middelen, zodat ook zeker was dat die middelen afkomstig waren uit het onderzoek. Op 5, 10, 50, 100, 150, 250 en 500 meter afstand van de bron zijn metingen uitgevoerd. Tot en met 150 meter afstand was er nauwelijks sprake van een afname in het aantal terug te vinden middelen en zelfs op 500 meter werden nog middelen aangetroffen.”
Onderzoek 2019
Mede door financiële bijdragen van bewoners (zie kader) en natuurterreinbeheerders kon Meten=Weten in september 2019 opnieuw en meer monsters nemen. Dat ging in samenwerking met Natuurmonumenten en Het Drents Landschap. In de natuur werden 31 stoffen aangetroffen, sommige tot op ruim 4 kilometer van de rand van het natuurgebied. Het bleek vooral om vluchtige stoffen te gaan die zich via de lucht over grotere afstand verplaatsen en vervolgens ergens neerslaan. Op verzoek van toenmalig minister van LVN Carola Schouten heeft het RIVM op basis van de resultaten geadviseerd om de aanwezigheid van chemische stoffen in Nederlandse bodems breed in kaart te brengen en dat het nodig was meer zicht te krijgen op de risico’s van stoffen voor planten, bodemleven en insecten. “Vooralsnog is dat advies niet opgevolgd”, aldus Van Loon.
Nieuw opgestart onderzoek
Als laatste is in 2022 een groot tweejarig onderzoek gestart: Schone Schier. Met dit project wil Meten=Weten door middel van passieve luchtfilters onweerlegbaar aantonen dat er overal pesticiden zijn, en niet alleen in het spuitseizoen maar jaarrond. Dat project kost € 143.000 en het benodigde geld is via crowdfunding en met steun van fondsen bijeengebracht. In april 2024 worden de resultaten verwacht.
Er zijn straten in onze gemeente waar meerdere mensen Parkinson hebben. Dat er een rechtstreeks verband is, kan ik niet aantonen, maar het zet je wel aan het denken
Zorgen over gevolgen
De drijfveer achter Bollenboos en Meten=Weten zijn de zorgen die mensen hebben over de mogelijke gevolgen van meerjarige blootstelling aan chemische middelen. Daarbij komt dat er steeds meer aanwijzingen zijn dat er een verband is met het regelmatig in contact komen met die middelen en neurologische aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson. “Er zijn straten in onze gemeente waar meerdere mensen Parkinson hebben. Dat er een rechtstreeks verband is, kan ik niet aantonen, maar het zet je wel aan het denken. Buurtbewoners gaan zich ook zorgen maken over hun eigen gezondheid. Zo’n ziekte krijg je nou eenmaal niet van de ene op de andere dag, het sluipt je lichaam in”, zegt Nijland.
Onvoldoende bescherming
Hoogleraar neurologie Bas Bloem van het Radboudumc in Nijmegen geeft eind september 2023 in een documentaire van Zembla aan: “Op een Europese werkconferentie met de Efsa en een groot aantal internationale experts was grote consensus over de vaststelling dat de huidige toelatingseisen onvoldoende bescherming bieden tegen hersenziekten zoals Parkinson”. Nijland: “Wij pleiten voor aanpassing van de toelatingsprocedure bij het Ctgb, zodat ook de risico’s voor omwonenden bij de beoordeling worden getoetst.” Sinds 2021 zijn fabrikanten overigens al wel verplicht om nieuwe dierproeven aan te melden in een Europees register.
Rol overheid
Van Loon en Nijland zien op dit moment vooral een rol voor ‘de overheid’ weggelegd. “Dit is geen probleem dat boeren en burgers samen kunnen oplossen. Er wordt al meer dan vijftien jaar met elkaar gepraat in dialogen en aan gesprekstafels, zowel in onze gemeente als bij de provincie. We zijn met een delegatie op het ministerie bij Schouten geweest en een afvaardiging van het Ctgb is met ons komen praten. Steeds leggen wij uit dat wij geen groene activisten zijn, maar dat wij bezorgde burgers vertegenwoordigen.”
Rapport ‘Uitgesproken’
Omdat de communicatie tussen telers en omwonenden vastgelopen was, is in 2019 een door het ministerie van LNV gefinancierd verkennend onderzoek uitgevoerd naar of en hoe de partijen weer met elkaar in gesprek konden komen. Dat is uitgevoerd door Marga Kool (oud-dijkgraaf, oud-gedeputeerde en publiciste) en door Martha Buitenkamp (project- en procesbegeleider van Anatis) en resulteerde in het rapport Uitgesproken.
Van Loon: “De conclusie van dat rapport was dat alle betrokkenen zijn uitgesproken. Telers en omwonenden komen er samen niet uit, omdat de belangen onoverbrugbaar zijn. Als dat de conclusie is, dan is de overheid vervolgens aan zet. Voor de telers is er natuurlijk een groot economisch belang, dat snappen we, maar wij hebben ons gezondheidsbelang. Er zijn inmiddels zoveel onderzoeksgegevens beschikbaar dat je er niet meer omheen kunt: er is iets aan de hand. Dan is het toch aan ‘de overheid’ om haar burgers daartegen te beschermen? Wij zeggen daarom: stel regels op waar wel en niet geteeld mag worden. Een gebiedsgerichte aanpak dus, waarbij geen intensieve teelten zijn toegestaan in de buurt van natuurgebieden en plaatsen waar mensen wonen.”
Het zou mooi zijn als we op een punt komen dat we niet meer nodig zijn
Zichzelf opheffen
Wat Meten=Weten uiteindelijk wil bereiken, is dat de vereniging zichzelf kan opheffen. “Het zou mooi zijn als we op een punt komen dat we niet meer nodig zijn. Wij denken dan aan minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, betere handhaving van Europese regels, zoals de Habitatrichtlijn en zonering van teelten. Maar als er in Nederland alleen nog maar biologisch geteeld wordt, zou dat in onze ogen nog veel beter zijn”, aldus Nijland. “Wat daarbij super belangrijk is, is een gezonde bodem. Als je de bodem op orde hebt, dan heb je minder stikstof en minder tot geen middelen meer nodig. Eigenlijk zou de overheid beleid moeten voeren voor het opbouwen van een gezonde bodem. Ze zouden ook subsidie kunnen verlenen op maatregelen die de gezondheidstoestand van de bodem verbetert. Er zit in Noord-Holland één bollenteler die overgeschakeld is op biologisch. Het heeft hem zeven jaar gekost om zijn grond weer op orde te brengen, maar het kan dus wel.”