De glastuinbouw streeft doelen na die zijn afgesproken voor een fossielvrije teelt. Ook op andere gebieden werken tuinders aan toekomstbestendige bedrijven. Een project in de Westlandse Broekpolder integreert dit met maatschappelijke belangen van omwonenden en overheden.
Glastelers zijn gewend ondernemersbeslissingen te nemen om hun bedrijven toekomst te blijven bieden. Onafhankelijke en individuele bedrijfsbeslissingen werken daarbij vaak het makkelijkst en snelst, maar leveren op langere termijn vaak niet het beste resultaat op voor een duurzaam en toekomstbestendig tuinbouwgebied. En bij het enkel en alleen centraal stellen van de eigen sector-voordelen, kan soms frustratie en tegenwerking ontstaan bij omwonenden met andere belangen.
Coöperatie Broekpolder2040
In de Broekpolder bij Honselersdijk, met ongeveer 425 hectare glas, werd voor een andere weg gekozen. Daar is Coöperatie Broekpolder2040 opgericht, om daarbinnen gezamenlijk als telers, overheden en omwonenden om een toekomstbestendig gebied te realiseren. Eerder was hier al op een vrij natuurlijke manier schaalvergroting ontstaan rond de Harteveldlaan en Zwethlaan. Zo groeide ook Forever Plants, het bedrijf van voorzitter Erik Persoon van Coöperatie Broekpolder2040, in vier overnamestappen uit tot 4,5 hectare. Voor een grondige aanpak van de hele polder is echter een bredere visie nodig.
Het eerste zaadje voor de gebiedscoöperatie werd gelegd met tuinbouwondernemers. Al snel beseften ze dat alle belanghebbenden moesten samenwerken, en betrokken ze overheden en alle grondeigenaren in het gebied erbij, dus ook particuliere huiseigenaren.
Persoon: “Dat is heel anders dan in veel andere projecten. Er zitten door schaalvergroting nog ongeveer honderd tuinbouwbedrijven in dit gebied, met vierhonderd huizen. Die woningen zijn goed voor een kwart tot 40% van de geschatte balanswaarde van het totale gebied. Ze vormen er dus een heel serieus onderdeel van. En dat is dan alleen nog financieel bekeken, want het gaat vooral om mensen.”
Inwoners denken ook mee over oplossingen voor onze problemen als teeltbedrijven
Er werd een oproep gedaan om mee te doen in het overleg. Daar reageerden belanghebbenden met enorm veel enthousiasme op. “Tijdens de eerste startbijeenkomst kwam er honderd man, waarvan de helft inwoners.” Ze werden uitgedaagd om twintig jaar vooruit te denken. Ze moesten hun dromen en toekomstbeelden van hoe het gebied er volgens hen rond 2040 uit zou moeten zien tot uitdrukking brengen.
“Er zat veel energie in. Rond afzonderlijke thema’s binnen de toekomstbeelden werden werkgroepen samengesteld, om uiteindelijk tot een breedgedragen gebiedsvisie voor de Broekpolder te komen.” Daar zat grote diversiteit in: “De ene groep was bijvoorbeeld rationeel gericht op financiering of ruimtelijke indeling, de andere was juist meer gericht op leuk wonen of het uiten van trots op je gebied.”
Hij merkt dat inwoners bereid zijn om actief mee te denken binnen het proces. “Ze denken ook mee over oplossingen voor onze problemen als teeltbedrijven. Ik heb veel geleerd van de rol die inwoners spelen in de werkgroepen. En ik woon zelf natuurlijk ook hier in het gebied. Ik wil ook liefst over een leuk weggetje lopen.”
Betrokken inwoner met ervaring in verwarmen zonder gas
Ook inwoner Peter Barendse reageerde op deelname binnen de coöperatie. Hij heeft ervaring als bouwkundige en is bedenker en uitvoerder van diverse woningbouwprojecten bij woningbouwcorporaties Vestia en Dunavie. Later richtte hij zich specifieker op energietechnieken, om woningen te verwarmen zonder gas. Destijds nog puur ingegeven door oplopende gasprijzen en woonlastenbeperking, nog niet als verduurzamingsreactie op klimaatverandering. Zo initieerde hij een flink aantal warmtepompprojecten bij woningen. Ook het idee van koppeling van woningen in de Naaldwijkse wijk Hoogeland aan het warmte-koude-opslagsysteem van de gesloten kas bij Prominent was een idee van hem.
“Ik las een oproep: we willen nadenken over onze omgeving, kom eens kennismaken. Ik dacht: daar wil ik aan meedoen.” Hij sloot zich, vanuit zijn persoonlijke werkervaring, aan bij de werkgroep Ruimte. “Het is een heel boeiend proces. Vanuit mijn vakgebied zag ik: hier is goed over nagedacht. Het doel is een langetermijnvisie. En er werd gelijktijdig aandacht besteed aan zowel geld als de boodschap.”
Coronapandemie remde af
De deelnemers gingen enthousiast brainstormen, onder andere over mogelijkheden voor een logischer indeling van het gebied. Barendse: “Toen was dat nog vrijblijvend. Niemand hoefde nog iets op te geven. Er waren veel mensen die mee wilden doen.” Beperkende coronamaatregelen die fysiek samenkomen zo’n twee jaar onmogelijk maakten tijdens de epidemie van dit virus, vertraagden het voortgangsproces echter sterk. Persoon: “We zijn daardoor toen het contact met de grotere achterban kwijtgeraakt.”
Daarbij kwam ook nog eens dat een goedbedoelde actie achteraf remmend uitpakte. Een extern aangetrokken stedenbouwkundige ging de geschetste gebiedsdroom visueel maken. “Die ging helemaal los. Hij ging kaartjes van het gebied maken en het planologisch invullen.” Barendse: “Met een ideaal waarbij woongebied en ’tuinbouwbedrijventerrein’ van elkaar gescheiden werden. Beide functies zouden dan minder last van elkaar hebben. Met huizen aan mooie wandellanen, met zo min mogelijk vrachtverkeer, drukte, herrie en mogelijk andere overlast van de tuinbouwbedrijven. Het was een hele interessante visie. Het gaf beeld aan de mogelijke toekomst van het gebied.”
Er kwamen bedenkingen. Kan dit financieel allemaal wel? Wat gaat mij dit kosten?
Weerstand en oppositie
Wat een concreter beeld had moeten opleveren om als gezamenlijke groep breed en gebiedsgericht verder over door te praten en te brainstormen, pakte helaas anders uit. Persoon: “Er ontstond weerstand en oppositie. Een deel van de betrokkenen ging heel individueel gericht naar de consequenties van de tekeningen kijken. Telers zagen ineens hun wkk-ruimte en sorteerruimte aan de andere kant van hun kas ingetekend. Ze gingen zelf op de achterkant van een sigarenkistje rekenen en inschatten wat dat zou moeten kosten. Er kwamen bedenkingen. Kan dit financieel allemaal wel? Wat gaat mij dit kosten?”
Hij begrijpt die gedachten wel. “Wij moeten individueel als tuinbouwondernemers echte topsport bedrijven. Maar we zullen ook het belang voor een goede polder voor ogen moeten houden.” En er waren inwoners waar het eigenbelang ineens centraal kwam te staan. “Deze plek op de tekening, dat is míjn huisje. Dat gaat verdwijnen naar een woonerf elders.”
Barendse: “Het is net als bij een reorganisatie binnen een bedrijf. Als je daarover moet meebeslissen, en je merkt dat er misschien een kans bestaat dat je door die plannen zelf je baan zou kunnen gaan verliezen, dan wordt het proces lastig.”
Persoon: “Je moet over je eigen schaduw heen durven stappen. Maar mensen blijken het lastig te vinden om naar een horizon over tien jaar te blijven kijken. Ze zijn geneigd om vast te lopen en te denken: wat gebeurt er volgend jaar met mij?”
Terug naar visie
“Die goedbedoelde planologische tekening werd ons ‘stikstofkaartje’. We moesten terug, om opnieuw samen naar onze gezamenlijke droom te gaan kijken, in plaats van gericht te zijn op persoonlijke kortetermijnconsequenties van dit blokje of dat blokje op de kaart. Achteraf hadden we beter eerst een financieel rekenmodel kunnen maken. Wat kan er wel, wat kan er niet. Zodat je bijvoorbeeld had kunnen zeggen: het lukt om honderd woningen of bedrijven te verplaatsen. Wat kunnen we daar mee? Zonder daarbij al direct te zeggen wie het betreft.”
Het blijft belangrijk om een complete gebiedsvisie te ontwikkelen, waarin zowel de gezamenlijke als individuele belangen van partijen integraal meegenomen worden. Een plan dat in de toekomst voldoende houvast geeft, maar ook voldoende ruimte laat voor lokale ontwikkelingen die nu nog niet te voorspellen zijn. Daarom zijn naast inwoners ook gemeente, provincie en het hoogheemraadschap intensief betrokken bij de gezamenlijke polderplannen. “Zodat bijvoorbeeld het hoogheemraadschap niet ouderwets plekken gaat aanwijzen als overstortgebieden voor water. Je zit niet te wachten op een groot meer, ergens op een plek die je veel effectiever had kunnen benutten, of die je mooi had kunnen integreren met andere gebiedsfuncties.”