In week 44 heeft Jan Janssen in Pijnacker zijn laatste komkommers geoogst.
De teler is tevreden over wat er dit jaar in totaal aan komkommers van het gewas gesneden is. “We hebben weinig uitval gehad. Andere jaren hadden we altijd wel last van komkommerbontvirus, maar dat hebben we nu niet gezien.” Mede daardoor is hij zeer tevreden over de productie. “Ook de kwaliteit is tot op het eind aardig geweest. Daarvoor scheelt het ook dat we helemaal geen virus hebben gehad.”
Intensief schermen
In de laatste teeltfase is veel geschermd. Met alleen de beschikking over een ketel, dus zonder wkk op het bedrijf, was dat vanwege duur gas ook nodig. “Dat ging aardig. Wel hebben we er ’s ochtend nog een minimumbuisje in gehad. Maar alles bij elkaar konden we het aardig af met weinig gas.”
Ketel uitgezet
In de op een na laatste teeltweek heeft hij de ketel helemaal uitgezet. “De komkommerprijs was toen niet heel best meer. Dan wil je de kosten zo laag mogelijk houden. In de laatste teeltweek ging de prijs toch nog hard omhoog, dus dat was nog lekker even meegenomen.” In de periode ervoor werd tussen middernacht en zonop nog wel een aardig buisje gehanteerd, vooral om het gewas niet nat te laten slaan en het niet te vochtig te houden. “Omdat we de temperatuur op de dag redelijk konden laten oplopen, lukte het aardig om voldoende etmaaltemperatuur te halen. Want echt hele koude nachten hebben we nog niet gehad.”
Plagen onder controle
Plagen zijn beheersbaar gebleven. In de warme periode ging spint nog even best snel. “Maar als de zomer voorbij is, dan pakt Phytoseiulus en andere biologie het goed op.”
Grondig schoonmaken, alsof er virus zat
In week 45 is hij het gewas naar beneden aan het snijden. De week erna gaan de substraatmatten eruit. “Daarna kunnen we alles schoonmaken en weer opnieuw op gaan bouwen. Het vaste teeltwisselingsprotocol wordt gevolgd. Ondanks dat we geen komkommerbontvirus hebben gehad, gaan we heel goed schoonmaken, alsof we wel virus gehad hebben. Zodat we weer zo schoon mogelijk aan de nieuwe teelt kunnen beginnen.”
Auteur: Peter Visser