Met het Biologisch Actieplan zet Nederland in op 15% biologisch landbouwareaal in 2030. In 2020 was het aandeel iets minder dan 4%. Katja Logatcheva zet vraagtekens bij deze ambitie. Ze doet voor WUR onderzoek naar de agrarische markten en ketens.
Volgens de WUR-onderzoeker zijn er hindernissen genoeg om de 15% biologisch areaal in het Biologisch Actieplan te halen. Aan de productiekant denken reguliere boeren bij biologisch al snel aan meer regels, kosten en risico’s, dus waarom omschakelen? Daarnaast neemt de consumptie van bio slechts mondjesmaat toe. Circa 3 procent van het verkochte voedsel in Nederland is biologisch. De prijs is soms het dubbele, weet ze. Logatcheva: “In Nederland kiest de consument vooral voor goedkoop gangbaar. En als bio niet groter wordt, dan gaat de productie ook niet mee.”
Consumenten in landen als Duitsland daarentegen zijn al veel langer gewend aan niches waar je meer voor betaalt, zoals regionaal/lokaal voedsel. In Nederland kan dit zich volgens haar ook ontwikkelen. In coronatijd lag de horeca stil en besteedden consumenten meer geld in biologische winkels. Logatcheva: “Omdat mensen bepaalde keuzes niet konden maken, gingen ze nadenken over producten met een meerwaarde.”
Omschakelen van gangbaar naar bio
Specifiek voor Nederland benoemt ze de dure grond als grootste hindernis voor boeren die willen omschakelen. Voor bio heb je meer grond nodig. Ook speelt de angst voor grotere productierisico’s: relevant bij plantaardige producten omdat je minder soorten gewasbeschermingsmiddelen mag gebruiken. En als het gaat om kennisontwikkeling over risico’s en efficiency in de biologische landbouw, dan loopt deze volgens haar zo’n 100 jaar achter op gangbaar.
Ook de omschakelperiode is een knelpunt voor boeren. Het certificeren duurt zo’n twee jaar en scheelt inkomsten, want je kunt de producten in die tijd nog niet als biologisch verkopen.
Er zijn ingrijpendere instrumenten denkbaar, maar je moet als overheid kijken wat de gevolgen zijn voor het voedselsysteem
Terug naar het actieplan. De inzet is meer afzet, consumptie, productie, en kennis en innovatie. De onderzoeker vraagt zich af of hiermee het gewenste groeitempo wordt gehaald. Logatcheva: “De overheid zoekt ruimte om in te grijpen, maar is voorzichtig. Er zijn ingrijpendere instrumenten denkbaar, maar je moet als overheid kijken wat de gevolgen zijn voor het voedselsysteem.” Ze haalt Sri Lanka aan, waar de overheid in 2019 besloot dat de landbouw in één klap om moest. Dat leidde tot een grote voedselcrisis.
6% biologisch areaal voor 2030
De Algemene Rekenkamer waarschuwde eerder al dat het huidige Nederlandse overheidsbeleid ontoereikend is. En het voorgenomen beleid lijkt niet wezenlijk anders te worden, stelt de Rekenkamer. Als de trend van de afgelopen jaren doorzet, kom je uit op 6% voor 2030. Een meer realistisch percentage, vindt ook Logatcheva.
Toch wordt in Europa de verduurzaming van voedsel steeds belangrijker, en daar ligt volgens haar de focus van de discussie. Logatcheva: “De reguliere landbouw blijft voorlopig groot. Maar hoe sterker de biologische sector, hoe meer de reguliere landbouw ervan kan leren.”