Agri meets Design moest een brug slaan tussen wat mooi is en wat functioneel is. Maar voor ‘mooi’ kopen telers niks.
“Omdat er onder de noemer van Agri meets Design inmiddels al een tijd niks meer gebeurt, wordt het tijd om afscheid te nemen van het concept.” Dat schrijven de organisaties die tien jaar geleden met een samenwerkingsverband onder die naam begonnen. Dat waren ZLTO namens boeren en tuinders, provincie Brabant en de ministeries van LNV en EZ namens de overheid en Food Cabinet voor de creatieve inbreng.
Het was de bedoeling dat de ondernemers in de land- en tuinbouw en de ondernemers in de creatieve sector elkaar zouden inspireren tot ‘oplossingen voor uitdagingen in de voedsel- en agrisector’. Een belangrijke uitdaging is en blijft dat de gemiddelde burger de gemiddelde varkensstal, groentekas of aardbeientunnel foeilelijk vindt. Daar wat van het fameuze dutch design op loslaten zou tot iets moois kunnen leiden.
Mislukte crossover tussen topsectoren
De crossover tussen de drie topsectoren landbouw, tuinbouw en creatieve industrie (ja, ook dat is een van de negen door de overheid erkende en ondersteunde topsectoren) heeft op terrein van landschapsverfraaiing echter weinig tot niets opgeleverd. Terwijl bijvoorbeeld het groeiend gebruik van landbouwplastic door de Brabantse boeren en tuinders toch wel degelijk heel specifiek een van de aandachtspunten was van Agri meets Design. Want boeren die schermen met dat mooie boerenlandschap, die moeten niet vreemd opkijken dat wat zij een lekker strakke akker of een nette boomgaard vinden bij menig burger op weerstand stuit.
Communicatie zonder veel indruk
Waar wél de nodige activiteiten van de grond kwamen, was op het vlak van communicatie, een andere nooit helemaal opgeloste uitdaging. Ten eerste communicatie tussen consumenten en telers. Plukgoed en Lekkere Trek waren daar voorbeelden van. Maar ook communicatie tussen de teeltsectoren en de creatieve sector, wat op de Dutch Design Week wel tot wat creatieve uitingen leidde. In beide gevallen overigens zonder veel indruk te maken op de goegemeente.
‘Dan maar geen design’
De allergrootste uitdaging bleek het feit dat design een prijskaartje heeft. En als dat dan design is alleen voor ‘wat mooier’, maar niet voor efficiënter en doelmatiger (soms zelfs het tegendeel), dan zegt de gemiddelde boer en tuinder: ‘dan maar geen design’. En dus vindt ‘De Nederlander’ een kas nog steeds een 100% functioneel, maar tevens 100% foeilelijk ding. Tenzij die Nederlander een beroepsgedeformeerde tuinbouwprofessional is of uit het Westland komt. Of, net als ik, allebei.