De rechtbank van Den Haag verbiedt het de Rabobank Zuid-Holland Midden niet om een failliet glasbedrijf te verkopen aan de hoogste bieder.
De failliete eigenaar van percelen en opstanden had de rechter gevraagd de verkoop te verbieden omdat de bank zorgplicht heeft en het bedrijf verpacht kan worden aan een paprikabedrijf. De oude eigenaar/teler van het bedrijf heeft met een paprikabedrijf een pachtovereenkomst voor één jaar met mogelijkheid tot verlenging van twee jaar. De teler wil daarmee drie jaar winnen omdat in die periode de waarde van de percelen kan stijgen. Nu heeft de bank een vordering van 4,7 miljoen euro neergelegd bij de teler, waardoor ook zijn pensioenaanspraken in het geding zijn.
De teler betoogt dat zijn voortreffelijke langdurige betalingsgedrag en medewerking om het faillissement tegen zo laag mogelijke kosten te laten verlopen tot een hogere zorgplicht van de bank moet leiden, maar op dat punt wijst de rechter de vordering af.
De bank heeft een bod binnen op het bedrijf, maar dat ligt veel lager dan de taxatiewaarde. Toch wil de bank verkopen en risico op verdere waardedaling zo vermijden. De voorgestelde verhuur aan de paprikateler levert de bank een veel lagere aflossing op dan in de oorspronkelijke financieringsovereenkomst.
De rechter oordeelt wel dat de bank in haar recht staat door te willen verkopen, maar roept de partijen op te overleggen over een mogelijkheid om toch tot pacht te komen.