Adviseurs, toeleveranciers, telersverenigingen en kennisinstellingen zetten in sneltreinvaart pilotprojecten en proeftuinen op in de land- en tuinbouw onder de veelbelovende naam Regeneratieve landbouw. Ze haken aan bij telers die streven naar een gezonde bodem en een weerbaar gewas. Samen banen zij zich een weg door een woud van maatregelen, middelen, regels en theorieën.
Wat is regeneratieve landbouw? Bij deze vorm van landbouw wordt gewerkt aan herstel en wordt gebruikgemaakt van natuurlijke processen. Dit gaat een stap verder dan verduurzaming, waarbij het verminderen van de negatieve impact op de bodem, het water en de biodiversiteit centraal staat.
Regeneratieve landbouw focust op bodem
Een eenduidige definitie van regeneratieve landbouw is er eigenlijk niet. Het is geen beschermd merk of certificaat en ook geen vaste set van maatregelen. Het doel staat centraal, de manier en middelen verschillen. Duidelijk is wel dat de focus ligt op de bodem en alles wat daarin gebeurt. Zo ook bij Appelman Vegetables in Stompetoren en bij Vaalburg in Zuidschermer, beide in Noord-Holland.
Regeneratieve landbouw is komen overwaaien uit de Verenigde Staten. Het is een begrip dat inmiddels wereldwijd wordt omarmd op met name gemengde bedrijven. In Nederland vraagt dit voor de meerderheid van gangbare bedrijven om een andere benadering. Hier hebben we te maken met monoculturen en zijn rooigewassen in de meerderheid. In de pilots die onder andere DLV Advies en Agrifirm in Nederland opzetten, draait het om praktische toepasbaarheid.
“We zien dat telers voor veel uitdagingen staan, vooral vanwege de verduurzamingseisen die het Europese beleid oplegt, zoals het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest”, licht innovatiemanager Linda de Bie de visie van Agrifirm toe. “Als bedrijf zetten we ons in voor een verantwoorde voedselketen voor toekomstige generaties. We onderzoeken samen met telers en veehouders de mogelijkheden op diverse grondsoorten.”
Verdienmodel verbeteren
Agrifirm kijkt ook naar manieren waarop het verdienmodel kan worden verbeterd, door een link te leggen naar kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s) en door samenwerking in de keten.
Willeke Weewer, adviseur Mest en Mineralen bij DLV Advies, merkt op dat proeven worden uitgezet bij telers die zelf al zijn begonnen met regeneratieve maatregelen. De ambities verschillen van minder afhankelijk zijn van kunstmest tot aanpassingen in het teeltsysteem. Door akkerbouwers en veetelers erin te betrekken, krijgt DLV Advies een breed beeld van de mogelijkheden. “We dragen bij in advies en monitoring. We willen up-to-date zijn en dat uitrollen naar andere bedrijven die vragen hebben.”
Teler aan zet
Volgens de projectleiders is het een voorwaarde voor succes dat de aanpak past bij de teler zijn operatie, mechanisatie en bouwplan. Een greep uit de maatregelen die in een of beide projecten aan bod komen zijn: permanente bodembedekking, meer diversiteit in de gewasrotatie, intercropping (in de vorm van onderzaai en companionbeplanting) en mengsels van groenbemesters.
Wat de telers in de projecten volgens De Bie gemeen hebben, is dat ze de synthetische input verminderen en maximaal gebruikmaken van organische mest(stoffen). Daarbij wordt zo min mogelijk geploegd om de bodem niet te verstoren.
Bodembiologie
De regeneratieve landbouw hecht veel waarde aan bodembiologie. Weewer legt uit: “Het ecosysteem werkt op basis van interactie. Wortels wisselen voedingstoffen uit met de bodem. Dit gebeurt passief en actief, bijvoorbeeld als reactie op stress. Dit kan de activiteit van schimmels en bacteriën rond de wortels veranderen”, aldus de adviseur.
Vooral diversiteit boven de grond is volgens haar van belang. “Zo ontstaat er ook een complexer systeem onder de grond. Wanneer hierin balans optreedt, ontstaat een barrière tegen schadelijke organismen in het wortelmilieu.” Het verhogen van bodembiologie werkt daarnaast positief op het gehalte organische stof, de structuur en de watervasthoudendheid.
Je moet bodemleven niet aanbrengen, maar verwennen
Eric van Zandwijk als specialist bij het project betrokken, let voor Agrifirm vooral op de biologische doelen en effecten. “De werking van het ecosysteem is een feit, maar je kunt het niet zomaar besturen. Vergeet niet dat van alles wat in de bodem gebeurt maar 1,5% bekend is.” Het maximaliseren van diversiteit garandeert volgens Van Zandwijk wel succes. Hij herhaalt de principes: levende wortels, optimalisatie van fotosynthese en bodemrust. Het gaat vooral om een opeenstapeling van maatregelen.
Opvallend in het verhaal van de telers is de terughoudendheid ten aanzien van bodemverbeteraars in de vorm van biostimulanten, zoals wormenproducten of mycorrhiza. Vaalburg is daar stellig in: “Je moet bodemleven niet aanbrengen, maar verwennen. Dit doe je door te zorgen voor wortels. Daarop groeit alles en het behoudt de structuur.” Appelman weet te vertellen dat mycorrhiza nu juist bij broccoli geen effect hebben.
Voordelen intercropping
Beide bedrijven zijn gestart met intercropping. Dit betreft twee teelten die gelijktijdig worden uitgevoerd met onder meer als voordelen:
-
betere ruimtebenutting
-
minder uitspoeling
-
continue bodembedekking
-
vochtregulering
-
meer biodiversiteit
-
bodemverbetering
Hoe dit moet worden uitgevoerd en wat het gaat brengen, zal in de pilots aan de oppervlakte komen. Overigens spreekt Van Zandwijk liever van companionbeplanting. Dit is een organische methode waarbij gewassen die elkaar versterken naast elkaar worden geteeld voor een betere natuurlijke balans.
Lees verder onder de foto
Testen van theoriën
Appelman Vegetables neemt aan meerdere projecten deel om kennis te bundelen en theorieën te testen. Het beperkte middelenpakket is een drijfveer, maar ook achteruitgang van de bodem. “Ik ben ervan overtuigd dat we in de toekomst anders moeten telen”, aldus Peter Appelman.
In Stompetoren ligt een pilot van Agrifirm van 1 hectare en daarnaast een proefveld voor Oxin Growers van 6 hectare. De bodem is de basis en de eerste stappen zijn gemaakt door geen chemische onkruidbestrijding meer uit te voeren. “Dit voorkomt schade aan bodemleven en aan het gewas en het is bovendien mechanisch op te lossen”, aldus Appelman.
De teler heeft groenbemesters opgenomen in het bouwplan. Die worden gehakseld en met de ecoploeg ondergewerkt. Voor meer organische stof rijdt hij compost uit, maar ook stro vermengd met mest; net waar hij aan kan komen. “Met de vochthoudendheid is niets mis”, zegt hij als hij in de grond knijpt.
Geen insecticiden
Op het proefveld van Agrifirm worden geen insecticiden gebruikt. Wel is er net Bactospeine gespoten tegen rupsen van het koolmotje. Afhankelijk van waarnemingen en bladmonsteranalyses zullen sporenelementen worden gespoten. In beide proefpercelen, waar de broccoli al is geplant, wordt een mengsel van kruiden en groenbemesters gezaaid. Het gaat om twee verschillende mengsels; gele mosterd en bladrammenas komen er vanwege de verwantschap met broccoli niet in voor. “Spectaculaire resultaten verwacht ik er nog niet van, we moeten ook nog een manier vinden om ze onder het gewas te houden”, zegt Appelman.
Appelman heeft al flink bespaard op de stikstofgift en hoopt helemaal zonder te kunnen. “Alles zit al in de bodem. Een actiever bodemleven zal meer mineralen vrijmaken uit organische stof.” Een stikstofproef op nog eens 7 hectare, moet meer duidelijkheid verschaffen over het loslaten van bemestingsadviezen.
Vertrouwen op symbiose
Het bedrijf van Ted Vaalburg biedt ruimte aan meerdere projecten, omdat de ondernemer daarmee het tempo hoopt te versnellen. Daarbij is de teler ervan overtuigd dat producten uit de regeneratieve landbouw ook een hogere voedingswaarde hebben. Zijn drijfveer is dat hij onderscheidend wil zijn en blijven.
Het bedrijf in Zuidschermer heeft als hoofdteelt knolselderij, zowel gangbaar als biologisch. De bodem krijgt in beide gevallen dezelfde behandeling, daarin is hij duidelijk. Hij rijdt al jaren een standaard hoeveelheid compost, vaste mest en digistaat uit voor een verbetering van de structuur en voeding. Al drie jaar komt er geen kunstmest meer aan te pas. Sinds vorig jaar gebruikt hij ook bokashi, omdat dit weer een andere schimmelstructuur heeft waarmee microben aan het werk worden gezet.
Zijn intentie is de weerbaarheid van zijn hoofdgewas te vergroten en alle voeding in de grond beschikbaar te maken, door te vertrouwen op symbiose, het ondergronds samenwerken van plantenwortels en schimmels.
Lees verder onder de foto
Nieuw teeltsysteem is een leerproces
In het DLV-project worden de groenbemesters bij Vaalburg in het voorjaar niet meer compleet gehakseld en ondergewerkt. Voor het tweede jaar freesde hij een voor in de gemaaide groenbemester om daar de knolselderij in te zetten. Hij benadrukt dat dit nieuwe teeltsysteem een leerproces is. “Er is verschil in hergroei. Nu overheersen de grassen en hebben we in de rij moeten schoffelen. Een inrij-schoffelrobot zou voor dit systeem wenselijk zijn. In de gangbare teelt heb ik dit jaar in de rij onderdoor een herbicide gespoten.” De teler had vooral verwachting van klaver, maar deze overleefde de winter niet. “Dat is wel een probleem met stikstofbindende groenbemesters”, stelt de teler.
Opvallend noemt hij dat de insectendruk op het tussengewas zit en niet op het hoofdgewas. Zo zit de rogge onder de luis en bleven slakken in de groenbemester.
Vaalburg breidde de proef uit naar aardappelen. Eerst heeft hij de strokenfrees in de groenbemester gezet en daarin de aardappelen gepoot. Daarna heeft hij met de rijenfrees de ruggen aangeaard. Met een loofklapper voorop is de groenbemester kort gemaakt. Het stro tussen de aardappelen is het restant van de rogge in de groenbemester. Als de groenbemester weer hergroeit, verwacht Vaalburg een verlaging van insectendruk in de aardappelen. Immers, er zijn meer natuurlijke vijanden aanwezig. De vraag is nog wanneer en waarmee hij straks de groenbemester kort houdt.
Grondbewerking wil hij zoveel mogelijk beperken. Hij gaat dus voor: meer zaaien, minder frezen. “Bij twee keer frezen krijg je al verdichting en dit remt de capillaire werking”, licht hij toe. Als Vaalburg een aardappel uitgraaft, wijst hij op de met grond behangen wortels. De groenbemester bestaat uit vijftien soorten, waaronder zomerwikke, mosterdzaad, facelia, klaver, luzerne en bladrammenas. De samenstelling is nog wel aan verandering onderhevig.
Dataverzameling
Het is aan de projectleiders om bewijzen te verzamelen, voor zover mogelijk. De metingen zijn gericht om toename van biodiversiteit (boven- en ondergronds) en beschikbaarheid van nutriënten. De Bie: “We gaan een uitgebreide set data analyseren. Daarbij monitoren we meer parameters en dit proberen we te vertalen naar nog betere sturing op gewaskwaliteit en opbrengst.” Weewer voegt hier Brix-metingen (bladsapanalyses), nutriëntbeschikbaarheid en bodemvochtsensoren aan toe.
Het zoeken is naar een set van praktijken waar je resultaat van verwacht. Een bodemscan is niet leidend
Bodemscans voor biodiversiteit zijn nog volop in ontwikkeling, meent Weewer. De ideale scan is er volgens haar niet, omdat je het organisme lastig apart kunt determineren. Evenmin kun je de activiteit of functionaliteit ervan garanderen. Daarom wordt vooral gekeken naar effecten. “Het doel is het gewas weerbaarder maken. Het is mooi om te weten wat er in detail gebeurt, maar in de praktijk minder belangrijk”, stelt ze nuchter vast. Dat beaamt Van Zandwijk: “Als biologen roepen we in de ogen van gangbare telers rare of wilde dingen. Het zoeken is naar een set van praktijken waar je resultaat van verwacht. Een scan is niet leidend.”
Appelman zegt er veel waarde aan te hechten dat de betrokken instanties het monitoren en verzamelen van data voor hun rekening nemen: insectentellingen, bladsapanalyses, maar ook bodemmonsters waarbij het analyseren van bodemleven is inbegrepen.”
Vaalburg heeft minder vertrouwen in een aantal metingen. “Ik heb twee percelen acht keer laten bemonsteren en als er één rode draad was, dan is dat dat er geen touw aan vast te knopen is.” De bodemvoorraad is groter dan het leverend vermogen, maar daar kun je zelf wat aan doen. Als je groen start vanuit de winter, maak je nutriënten beschikbaar.”
Als bladsapanalyses leiden tot het gebruik van dure bladmeststoffen, heeft hij het ook daarmee gehad. Insectentellingen hoeven bij Vaalburg niet uitgevoerd te worden. “Vogeltellingen zeggen me dat hier genoeg insecten zitten”, aldus zijn korte, maar duidelijke antwoorden.