Sanering van bodems onder oude glastuinbouwgebieden is onnodig, blijkt uit de bodemnota van de gemeente Rotterdam.
Beëindiging van de glastuinbouw leidt tot redelijk snel herstel van het chemisch evenwicht in de bodem, stelt de gemeente. Binnen enkele jaren dalen de concentraties van de stoffen als arseen, kobalt, nikkel en of zink weer tot onder achtergrondwaarden. Verder onderzoek en grondwatersanering zijn daarom in deze gevallen niet nodig, blijkt uit de nota Bodembeheer van de gemeente Rotterdam.
Stoffen in de grond
Op locaties waar recent kassen zijn verwijderd, is in de bodem geregeld sprake van verhoogde waarden voor arseen, kobalt, nikkel en/of zink in het grondwater. Deze grondwaterverontreiniging is het gevolg van overbemesting in de glastuinbouw met stikstofverbindingen. Bodembacteriën zetten nitraat om in stikstof. Ook vindt oxidatie plaats van pyriet (ijzersulfiden). Behalve sulfaten komen hierbij ook arseen, kobalt, nikkel en/of zink vrij.
Lastiger bij oude glasgebieden
Een ander verhaal geldt voor een oud (glas)tuinbouwgebied, dat aanwezig was tussen 1948 en 1980. In oude glastuinbouwgebieden werden op grote schaal diverse persistente chloorbestrijdingsmiddelen gebruikt. De modernere bestrijdingsmiddelen zijn meestal niet chloorhoudend en beter afbreekbaar. De kans op accumulatie in de bodem is dan klein. Ook de voegkit die in kassen werd gebruikt, zijn lastig afbreekbaar, omdat vaak asbestvezel toegepast zijn.