In de Duurzame 100 staat voor het eerst een tuinder. Maar niet vanwege zijn geweldige innovatieve karakter. Toch telt ‘innovativiteit’ als tweede belangrijkste criterium. Is de tuinbouw dan misschien behalve niet duurzaam ook eigenlijk helemaal niet innovatief?
Teler van biologische groente Krispijn van den Dries uit Ens is nummer 71 van de Duurzame 100 van Trouw (daar te boek als ‘bioboer’). Waarom eigenlijk? Jonge en biologisch-dynamisch, dat scoort. Hij voerde vorig jaar in hartje Amsterdam actie toen hij zijn aardappelen niet meer kwijt kon aan de supermarkten die waren overgeschakeld naar importaardappelen uit Afrika. Daarmee wierp hij wellicht gewicht in de schaal op het zwaarst wegende criterium: daadkracht.
Maar innovatief? We zullen binnenkort eens naar de Noordoostpolder trekken om het hem te vragen. Dat een hoop tuinders wel degelijk daadkrachtig én innovatief zijn, dat beschouwen de tuinders zelf doorgaans als vanzelfsprekend. Uit innovatieonderzoek blijkt ook dat de Nederlandse tuinder inderdaad veel vooral technische innovaties op het bedrijf doorvoert. Zeker wanneer dat vernieuwingen zijn die laat ons zeggen het energieverbruik terugdringen, zou dat toch de goedkeuring van de jury moeten wegdragen.
Maar misschien twijfelt die jury nog te zeer aan de motieven van bijvoorbeeld de gebroeders Duijvestijn, die toch het voortbestaan van hun tomatenkwekerij in de waagschaal stelden om hun aardwarmteboring gefinancierd te krijgen. Dat ze niet meer afhankelijk wilden zijn van fossiel gas voor het telen van hun tomaten, dat wordt misschien gezien als een kille bedrijfseconomische calculatie?
Kennelijk is er nog wat anders nodig om anno 2013 in Nederland als écht innovatief én duurzaam geprezen te worden. De vraag is alleen: wat?