Peet van Ruijven in Monster (Zuid-Holland) neemt deze tijd van uitersten te baat om zijn glasbedrijf te verkopen. Niet uit armoe of frustratie, maar de prijs was goed en het is mooi geweest.
De houtkachel brandt in de lekker rommelige schuur. De kat ligt er behaaglijk naast. En Peet van Ruijven zit op zijn praatstoel. Hij stopt ermee. Zijn laatste teelt rode pepers heeft hij niet meer tegen de vorst van begin december beschermd en is de kas uit. Het bedrijf is beëindigd.
“Nee, niet vanwege het dure gas. Ik had nog een contract tot 2025 voor 20 à 23 cent per kuub. Precies tot aan mijn AOW. Maar er kwam een buurman praten afgelopen zomer. En we kwamen eruit.”
Arbeider werd tuinder
Van Ruijven vertelt over het ontstaan van het bedrijf. “Mijn vader en moeder waren allebei van arbeidersafkomst. Mijn vader uit het Westland, mijn moeder uit een groot arbeidersgezin in Groningen. Mijn vader ging na de oorlog werken bij tuinders, bij de kistenfabriek van Scheer en bij bloemenveiling CCWS in Honselersdijk. Hij kreeg in 1970 de kans zelf een tuinbouwbedrijfje te pachten. Acht druivenserres met luchtramen die niet open meer konden, aan de Slaperdijk in Ter Heijde.”
Van Ruijven junior ging na de lagere school naar de tuinbouwschool. “Mijn pa begon met bloemen en toen ook wat sierpepers en tomaten en augurken zelfs nog. Toen ik in het bedrijf kwam, waren we al verkast naar de Rijnweg in Monster. Ik nam in 1980 het bedrijf over. En in december 1987 verkaste ik naar waar we nu zitten.”
Belangstelling van speculanten
Waar we nu zitten is aan de Alkemadelaan in Monster. Een laan die een jaar of twintig geleden werd meegenomen in een herstructurering, wat de vorming van grotere glastuinbouwkavels mogelijk maakte. Iets wat toen niet, maar nu dan eindelijk wel zal gaan gebeuren met het kaveltje uit 1987 van 1,1 hectare met daarop het huis en de kas van Van Ruijven. Daarbij is het nog niet helemaal zeker dat de oud-tuinder en zijn vrouw in het huis kunnen blijven wonen, met als het even kan een hobbykasje ernaast.
“Er kwamen de laatste jaren meer potentiële kopers langs. Ja, ook wel speculanten. En één serieuze tuinder die wat kleins zocht voor zijn zoon, maar die dan wel alles wilde kopen, dus ook het stuk waar ons huis staat.”
Zelf hier blijven en de tuin aan een van zijn drie zoons overdoen, dat was ooit wel een optie. “Ja, vaag hoor. Ze hebben wel stage gelopen in de tuinbouw, eentje werkt nu ook voor Brinkman.” Maar het bedrijf overnemen, nee, toch niet. Dus werd de tuin meer en meer het pensioen van een niet meer investerende, afbouwende ‘kleine’ tuinder.
Dat die kleintjes altijd hebben gezorgd voor een breed assortiment, dat was niet meer van tel
“De kleintjes worden vermorzeld door de bureaucratie en de regelgeving”, stelt Peet van Ruijven. Hij doelt op regelgeving van de overheid, maar ook op de regeltjes van de veilingen. “Daar zijn de kleintjes ook vakkundig opzijgeschoven, met stemmen naar omzet en kostenmaker-kostendrager. Dat die kleintjes altijd hebben gezorgd voor een breed assortiment, dat was niet meer van tel. The Greenery was er nooit gekomen als het nog gewoon één stem per tuinder was geweest. Maar wel schermen met hoe democratisch het toegaat bij coöperaties.”
Megafusie tot The Greenery was te veel
Die megafusie was er voor Van Ruijven eentje te veel. Hij zegde zijn lidmaatschap op. “Werden ik en de collega-tuinder, met wie ik dat op het veilingkantoor netjes kwam melden, als dank ook nog uitgemaakt voor rotte vis en verraders.” Hij probeerde het nog een paar jaar bij Veiling ZON en anderhalf jaar bij Veiling Zaltbommel.
Ook liep hij voor zijn bloemen nog bij de bloemenveiling. “Daar heb ik wel gediscussieerd met toenmalig directeur Timo Huges. Bij het fuseren van Aalsmeer en Westland leverde de veiling met de slechtste financiële cijfers de directeur én de voorzitter, met ook nog een flinke salarisverhoging. Toen op de bloemenveiling het personeel ging staken voor meer loon, gaf ik ze ook groot gelijk. Ik vertrouwde mijn Zantedeschia’s toe aan die gasten. Dat doe je makkelijker als je weet dat die goed betaald worden.”
De laatste tien jaar ben ik niet meer op waarde geschat en goed beloond voor de mooie producten die ik heb geteeld
Zonder nog een coöperatie waar hij als kleine teler met een grondteelt nog een warm welkom kon verwachten, ging Van Ruijven vervolgens met zijn pepers, radijs, paksoi en ook nog een jaar of vijftien een hoek bloemen dan maar de vrije markt op. Ook geen onverdeeld genoegen.
“Je moet het er zelf gaan brengen, voor weggeefprijzen. Of zo’n handelaar met wie je afspraken hebt, zegt zelfs ineens glashard ‘we hoeven het niet, neem het maar weer mee’. De laatste tien jaar ben ik niet meer op waarde geschat en goed beloond voor de mooie producten die ik heb geteeld.”
‘Tuinder moest alles zelf gaan doen’
En van de regels die overheid en supermarkten over de sector uitstrooien werd Van Ruijven ook niet echt blij meer. “Een kleine tuinder moet alles zelf doen. Planten, oogsten, frezen, reparaties aan de kas, al het papierwerk, alle registratie. Kijk, ik heb niks tegen registratie. Als je die tuinders maar laat doen, dan is de beer los. Maar aan de andere kant, van de eisen voor GlobalGAP kan 95% bij het vuilnis. Dat zijn open deuren. En toen puntje bij paaltje kwam, met de Ehec-crisis, toen hadden we niks aan al dat tracking & tracing. Uiteindelijk hadden dan de Egyptenaren het gedaan. Maar écht?”
En zo filosofeert hij verder, over toch maar niet overgestapt naar biologisch, over het tuinbouwonderwijs en zijn docent motoronderhoud, over toen een veilingfusie nog bijna kon afketsen, omdat streng gereformeerden zich nog druk maakten over hoe samengaan met katholieken tot een duivelse coöperatie zou leiden, over wat hij behalve met sluwe handelaren ook met zaadbedrijven te stellen had gehad – “kan ik een boek over schrijven”.
Ik heb altijd met veel plezier door mijn kas gelopen
Een afscheid dus met een bitter randje? “Nee hoor”, grijnst hij beslist. “Ik heb altijd met veel plezier door mijn kas gelopen. Plek om te klussen aan oude brommertjes. Voor piratenzender Radio Intiem, die ik met vrienden de ether in slingerde. En als je dan een teelt weer mooi voor elkaar had, het gewas er weer mooi bij stond, ja, daar doe je het voor. Tuinder zijn is iets waar ik 42 jaar lang zo ongeveer zeven dagen in de week 24 uur per dag mee bezig ben geweest. Dat noem ik meer dan een eerzaam beroep.”