Afgelopen week zat ik in een overleg met ingewijden in de sector en probeerde ik de actuele situatie uit te leggen rond het topteam tuinbouw en uitgangsmateriaal (T&U). Dat riep vooral heel veel vragen op.
Ik kwam tot de conclusie dat mensen die dagelijks in de praktijk van de vollegrondsgroentesector rondlopen en daarbij een redelijk goed overzicht hebben over wat er gebeurt, niet in staat zijn om te volgen wat er bedacht wordt binnen het topsectoren beleid. Het is dan ook vreselijk lastig gemaakt.
We hebben als tuinbouw een Greenport Holland (GH). Dat is een afstemmingsorgaan met ketenpartijen en overheden die in de basis ruimtelijke ordeningszaken probeert te stroomlijnen maar inmiddels een grotere agenda voert die leunt op belangenbehartigingsthema’s. Het bestuur word gevormd door bestuurders van belangenbehartigingsorganisaties in de gehele keten.
Daarnaast is er een T&U board die het topsectoren beleid van het ministerie van EL&I handen en voeten probeert te geven. Het zogenaamde boegbeeld van Greenport Holland is dezelfde persoon als het boegbeeld van de T&U board; Loek Hermans. Hermans is in T&U door de minister benoemd en vertegenwoordigd het bedrijfsleven. De board bestaat verder uit een vertegenwoordiger van het ministerie van EL&I, van WUR en van het bedrijfsleven. De combinatie overheid-bedrijfsleven-onderzoek wordt op het ministerie gezien als de gouden driehoek. Deze `tripolaire` benadering moet gebruikt worden in de uitvoering van programma´s.
De uitvoering van de thema´s van het topteam Tuinbouw en Uitgangsmateriaal (T&U) vindt plaats in een Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI). Binnen deze TKI worden programma’s uitgevoerd waarin bedrijfsleven en overheid gezamenlijk de onderzoeksorganisaties naar oplossingen laten zoeken. De programma’s binnen de TKI zijn gebaseerd op Publiek Private Samenwerking (PPS). Dat betekent dat zowel bedrijfsleven als overheid de uitvoering van de onderzoeksinstellingen financieren. Nu komt de grap: er is helemaal geen geld. De financiering van de overheid is niets anders dan de inzet van capaciteit van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO Wageningen) en een deel TNO. En de inzet van het bedrijfsleven is de R&D inspanning die op bedrijfsniveau of collectief plaatsvindt.
Kort en goed; het topsectoren beleid is het aansturen van onderzoek op een andere manier. Daar hoort een zuivere bestuurlijke lijn bij; een zogenaamde zuivere gouvernance.
Ik laat aan de lezer de conclusie over de zuiverheid van de gouvernance.