Op glastuinbouwbedrijven wordt gemiddeld nog 35 procent van de arbeid door gezinsleden uitgevoerd.
Daarmee is de glastuinbouw van alle land- en tuinbouwsectoren het minst aangewezen op familie-arbeid. Dat blijkt uit het Landbouweconomisch Bericht van het LEI. Dat berekende het gemiddelde over de jaren 2006 tot en met 2010. In de vijf voorgaande jaren was dat nog 45 procent. Het aandeel gezinsarbeid op land- en tuinbouwbedrijven gemiddeld is 70 procent.
De glastuinbouw neemt van de totale land- en tuinbouw ook een minder groot aandeel in werkgelegenheid. In 2001 was dat 18,0 procent; in 2010 17,3 procent. Toch blijft de glastuinbouw na grondgebonden veehouderij de meeste toegevoegde waarde van de agrarische sector leveren.
Het aantal bedrijven met glastuinbouw is in dertig jaar tijd ruimschoots gehalveerd, tot minder dan 6.000. In dezelfde periode steeg het areaal glas van minder dan 6.000 tot ruim 10.000 ha. De schaalvergroting in de glastuinbouw heeft vooral na de eeuwwisseling sterk doorgezet. Zo is in de laatste tien jaar het gemiddelde areaal glas per bedrijf bijna verdubbeld (van 1,0 tot 1,8 ha).
Opvallend is dat de specialisatiegraad niet gewijzigd is de laatste jaren. Circa 90 procent van de bedrijven heeft nu een gespecialiseerde teelt. Dat is al jaren gelijk.
Bron: Groenten & Fruit – Auteur: Jeroen Verheul