Doorgaan naar artikel

Joep Thönissen: ‘Bouw wooncomplexen op maat voor arbeidsmigranten’

Arbeidsmigranten en hun huisvesting liggen politiek gevoelig. Enerzijds moeten ze beschermd worden tegen misstanden, anderzijds wordt kritisch gekeken naar hoe arbeidsmigranten de krappe huizenmarkt overspoelen en overlast veroorzaken. Stoppen met versnipperd huisvesten is het antwoord, aldus Joep Thönissen, voorzitter van de Vereniging Huisvesters Arbeidsmigranten.

Van de tien initiatieven voor arbeidshotels stranden er volgens Joep Thönissen negeneneenhalf. “Ondanks alle waarborgen en toezeggingen aan omwonenden is de slaagkans van dit soort bouwprojecten ongelooflijk laag. Ik was laatst in het Westland waar ik met een van onze leden aan het IPA – voorheen de Commissie Roemer – toelichting gaf bij een plan voor een wooncomplex in het buitengebied. Daar blijken er zelfs tuinders te zijn die zich tegen de komst van de arbeidsmigranten verzetten. Terwijl het welzijn van arbeidsmigranten toch ook onderdeel is van de welvaart van hun sector, van heel onze economie.”

Ingesleten vooroordelen

Verzet tegen de bouw van onderkomens voor arbeidsmigranten is voor Thönissen en zijn vereniging een gegeven. De argumenten tegen de komst van een complex met een paar honderd bedden zijn overal hetzelfde: arbeidsmigranten veroorzaken overlast doordat ze in auto’s en busjes van en naar hun werk rijden en doordat ze na het werk, al dan niet luidruchtig en in beschonken toestand, rondhangen en er in en rond hun onderkomens een rommeltje van maken.

Thönissen: “Dat zijn de maatschappelijke ingesleten vooroordelen. Terwijl het gewoon hardwerkende mensen zijn, geen barbaren. Juist door ze fatsoenlijk te huisvesten, kun je overlast voor zijn. Wij hebben daarvoor het VHA Beheer-zorgsysteem in de steigers staan. Dat is een sociale aanvulling op de fysieke bouweisen in het keurmerk van de Stichting Normering Flexwonen (SNF) en het Agrarisch Keurmerk Flexwonen (AKF). In dat beheer-zorgsysteem staat zwart op wit wat je als huisvester en beheerder kunt waarmaken. Het is een lijst van vijftig acties en prestaties, van het aanstellen van een beheerder tot het schoonhouden van routes tussen het wooncomplex en het dichtstbijzijnde winkel- of dorpscentrum. Dat is voor wooncomplexen met honderd of meer bedden veel makkelijker dan voor heel veel verschillende woonhuizen her en der in woonwijken, waarin driekwart van de arbeidsmigranten nu is ondergebracht.”

Die kwalitatieve verbetering is aantoonbaar. Maar het kwantitatieve tekort is gegroeid naar 150.000 bedden.

Beheer-zorgsysteem steuntje in de rug

Thönissen denkt dat een overzichtelijk beheer-zorgsysteem ook voor gemeenten een extra steuntje in de rug kan zijn om achter bouwplannen te gaan staan.

“Ik ben nu tien jaar onafhankelijk voorzitter van deze club en ik heb tien jaar opgebokst tegen een bestuurlijk taboe. Terwijl het voor een gemeente feitelijk ongelooflijk simpel is om ruimte te bieden aan arbeidsmigranten. Het kost ze niks, alleen het papierwerk. Het kan voor een wethouder wel politieke consequenties hebben. Maar als je met een sociaal keurmerk kunt laten zien dat de zorgen van burgers al vooraf zijn meegenomen, dan hoeft dat helemaal geen probleem te zijn.”

Het échte probleem, voor alle gemeenten en provincies in Nederland, is het oplopend tekort aan bedden?

“In 2012 was er een tekort van 30.000 bedden en dat was aanleiding voor de nationale Verklaring Huisvesting Arbeidsmigranten. SNF is toen ontstaan om naast dat kwantitatieve tekort ook het kwalitatieve tekort tegen te gaan. Ik ben ook directeur geweest van Recron, dus ik weet dat de toestanden met arbeidsmigranten op campings en bungalowparken toen een gifpil waren, voor alle betrokkenen. Die kwalitatieve verbetering is dus echt aantoonbaar. Maar het kwantitatieve tekort is gegroeid naar 150.000 bedden.”

Het antwoord daarop is volgens Thönissen helder: snelle bouw van tijdelijke wooncomplexen. “Het formaat moet je op maat snijden van de omgeving. In het Westland is 350 bedden prima, zoals op het complex Elsenbosch bij Honselersdijk. Maar in een stad als Den Haag kun je veel makkelijker 700 mensen in één complex onderbrengen.”

Wat ook versnellend zou kunnen werken is een betere regionale coördinatie.

“Nu is elke gemeente zelf het wiel aan het uitvinden. Eigen onderzoek aan het doen naar hoeveel arbeidsbehoefte er is en hoeveel arbeidsmigranten er al in de gemeente wonen. Dat vertraagt de aanloop naar een project vaak enorm. Maak er een regionale opgave van, verdeel de lusten en de lasten en doe samen dat getalsmatige onderzoek. In Midden-Brabant en de regio Venlo-Horst werpt dat al vruchten af.”

U vindt de rol die inlenende werkgevers zich aanmeten ook niet altijd even constructief?

“Tuinders, maar ook grote supermarkten die hun dc’s bemannen met uitzendkrachten, distantiëren zich nu wat te veel van het vraagstuk. Een Rotterdamse wethouder met wonen in zijn portefeuille die ik sprak, zei me dat hij nog nooit een werkgever langs had zien komen. Die shoppen nu simpelweg bij uitzendbureaus en hoe die de mensen huisvesten, daar bemoeien ze zich niet mee. Dat is eigenlijk een negatief verdienmodel.”

En de telers die arbeidsmigranten direct in dienst hebben en zelf huisvesten?

“Dat is prima. Maar dat zou natuurlijk niet tot een eigen norm moeten leiden. Het is goed dat SNF en AKF nu in elkaar worden geschoven. En elke teler kan vrijwillig ons beheer-zorgsysteem invoeren, geheel of gedeeltelijk, voor zover relevant voor zijn locatie en omvang.”

Uw vereniging richt zich alleen op arbeidsmigranten, terwijl er veel meer flexibele woonbehoefte is.

“Het is inderdaad maar één van meerdere aandachtsgroepen, maar wel een grote en een met eigen kenmerken. De locaties in de buurt van grote bedrijven zijn bijvoorbeeld minder gewild bij andere woningzoekenden, zoals studenten of zogenaamde spoedzoekers. Maar door de hoge gegarandeerde bezettingsgraad van jaarrond meer dan 70% is het wel een markt waar genoeg private equity-partijen graag in willen investeren.”

Bekijk meer

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin