Met sluipend voortschrijdende statistieken kun je af en toe schokeffecten veroorzaken. Als je gewend bent de afname van het aantal telers per jaar te tellen, dan is een resumé van de afname over de laatste tien jaar een hele hap. En toch groeit de sector.
Vorige week meldden we op onze website dat volgens recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek het aantal glasgroentebedrijven in Nederland sinds 2000 meer dan is gehalveerd. Van 2.500 bedrijven in 2000 waren er in 2011 1.205 over. In 2009 en 2010 bedroeg de daling steeds 50 bedrijven, een relatief beperkte teruggang.
Het klinkt verontrustend. In elk geval is het opmerkelijk. Gekeken naar de afname van het aantal bedrijven van jaar tot jaar zien we dat wel degelijk de schaalvergroting aan het afremmen is. Van 2008 op 2009 vielen 115 bedrijven af, van 2007 op 2008 waren dat er 131 en een jaar eerder 135. Logisch, want in die jaren was er bij glastuinders nog veel bereidheid om de tuin van de buurman te kopen. Er was geld voor, de banken deden niet moeilijk, en een flinke generatie tuinders geboren in de geboortgolf vlak na de Tweede Wereldoorlog zat tegen de pensioengerechtigde leeftijd aan. Alles werkte dus mee aan een versnelde, min of meer vrijwillige sanering.
Nu is een afname van het aantal ondernemers in welke deelsector van de tuinbouw dan ook al sinds de oorlog een vast gegeven. Wanneer we verder terugkijken in de tuinbouwcijfers van CBS en LEI, dan is die halvering in tien jaar tijd wel degelijk uitzonderlijk. Van 1985 naar 1995 ging het aantal glasgroentetelers terug van 4.800 naar 3.600, een ronde minus 33,3 procent. Van 1995 naar 2005 komt de daling van 3.600 naar 1.950 al neer op ruim 45 procent. En van 2000 naar 2010 (om het decennium rond te krijgen) van 2.511 naar 1.257, oftewel minus 49,9 procent.
De daling bij snijbloemkwekers is met 60 procent nog iets harder gegaan. Bij paddenstoelentelers is de daling met 66 procent (van 523 naar 178) het hardst verlopen. De enige groeicategorie is de bescheiden druiventeelt. Voor wijndruiven is het aantal bedrijven opgelopen naar 50. Dat was 45 in 2010 en in 2000 werden ze nog niet eens geteld. De Maastrichtse Apostelhoeve was er in ieder geval al wel.
Bij vollegrondsgroentenbedrijven is 40 procent van het aantal bedrijven opgehouden te bestaan, om in 2011 uit te komen op 1.015, terwijl dat er in 2000 nog 1.688 waren (en in 1995 2.000 en in 1985 2.800. Bij fruitbedrijven is de daling 28 procent van 2.336 in 2000 naar 1.682 in 2011. In 1985 waren het er nog 2.750 en in 1985 3.100.
Per saldo: groei
Rabobank doet sinds kort geen voorspellingen meer. Maar al bij de lancering van ‘De wereld van Jip’ in 2007 voorspelde dé agrarische bank een rem op de ontwikkeling naar groot, groter en grootst. Immers, bulkproductie, daar ging de Nederlandse tuinbouw de oorlog niet mee winnen. Voor kleinschaliger teelt van nicheproducten lagen ook kansen en misschien nog wel betere dan die van telers van het standaard product.
Nu kan een nicheproduct ook op een groot bedrijf worden geteeld. Dat bewijst Jos Looije met zijn befaamde honingtomaatjes. Maar de groei naar de megabedrijven, die werd een jaar of zeven geleden door Rabobank Westland toch nog wel wat voortvarender ingeschat dan nu werkelijkheid aan het worden is.
De grens aan de schaalvergroting was in 2010 nog niet bereikt. Zoals gesteld: 50 telers minder, maar tegelijkertijd 170 hectare erbij naar een totaal van 4.985 hectare. Dat was in 2000 nog 4.200 hectare. Kortom: per saldo groeit juist de glasgroenteteelt nog steeds.
Vorige week meldden we in het webbericht tevens dat ondanks de daling van het aantal bedrijven de economische productie van de totale tuinbouw stabiel is op 7,3 miljard euro. Daar verbaasden sommige lezers zich over. Iemand vond het wel erg veel, maar die persoon sloeg die omzet alleen om naar het aantal glasgroentetelers. “We denken dat we met de tuinbouw erg veel betekenen, maar de winst van Shell is soms in een kwartaal groter dan onze totale tuinbouwomzet.”
Maar of dat nu vooral veel zegt over het belang van de Nederlandse tuinbouw of over het griezelig hoge rendement van een vrijwel volledig op vervuilende fossiele brandstoffen drijvend bedrijf, dat is weer een heel andere kwestie.
Bron: Groenten & Fruit actueel – Auteur: Ton van der Scheer