Er zijn geen ingewikkelde rekenformules voor nodig: prei telen voor een dubbeltje per kilo kan niet uit. Toch zat de retail tot vorige week al maanden voor dat dubbeltje op de eerste rang, met prei om de vingers bij af te likken. Waarom blijft dat mogelijk? Tekst: Stan Verstegen
Telerswijsheid is ook wijsheid… De handel kan iedere kilo prei slijten die in de afgelopen maanden is geproduceerd, want alles is verkocht. Tegen prijzen waar de honden geen brood van lusten en telers geen droog brood aan kunnen verdienen. De retail is de lachende derde, want die koopt een kwaliteitsproduct voor een paar grijpstuivers. In geen enkele andere branche is dit mogelijk, in de tuinbouw blijkbaar wel.
Diverse pogingen
Deze vaststelling is niet nieuw, want er zijn door meerdere telers(organisaties) in de afgelopen jaren pogingen ondernomen om het tij te keren. Denk in de vollegrond aan Spruiten Vooruit, het Prei Collectief of de sessies die de witloftelers hebben georganiseerd.
Spruiten Vooruit kwam het verst, maar stierf na twee jaar een stille dood omdat het draagvlak onder de telers toch te gering bleek te zijn en het nut van het initiatief door de deelnemers werd betwijfeld.
Uit de sessies in het witlof kwam niets concreets vanwege de grote mate van verdeeldheid onder de telers. Het Prei Collectief strandde uiteindelijk op een door het PT verlangde aanvullende minimale eigen bijdrage per hectare van de instappende telers om de nodige activiteiten op poten te zetten om de afzet van prei uit het slob te trekken. Dat collectief kreeg nog wel een bescheiden opvolger in de vorm van het nog lopende project Trendy Prei.
En onlangs werd Vegetable Valley gelanceerd om kwaliteitsbloemkool uit West-Friesland tegen een meerprijs in de markt te zetten. Maar al bij de officiële presentatie werden in de wandelgangen twijfels geuit over het slagen van dit initiatief, zelfs door telers die zich inmiddels als lid hadden aangemeld.
Kortom, vooral verdeeldheid kenschetst groentetelend Nederland.
Toch gezamenlijk
Desondanks blijven telers roepen dat het zo niet verder kan, en daar hebben ze gelijk in, maar er zijn er blijkbaar maar een paar die daarvan dan ook de consequenties willen aanvaarden en gezamenlijk iets willen ondernemen. En gezamenlijk iets ondernemen houdt tevens in concessies doen, want iedere teler is eigen baas en denkt dat zijn manier van bedrijfsvoering de beste is.
Ook in de retail wordt het aantal spelers dat ertoe doet steeds kleiner en is er sprake van een concentratie van (markt)macht. Zelfs de tussenhandel is zoekende en voelt zich soms gesandwicht tussen telers en retail. Het initiatief Stichting Versterking Afzetpositie Producenten (STAP) in de glastuinbouw komt tot dezelfde conclusie: de telers zijn versnipperd en vooral nationaal gericht . De retail is in Europa gebundeld in vijftien internationaal georiënteerde grote spelers.
Twee mogelijkheden
Er zijn twee manieren om in dit circus overeind te blijven. Of je teelt een uniek product waardoor de retail niet om je heen kan. Of je vormt, net als de retail, een steeds sterker wordend machtsblok met unieke eigenschappen – kijk naar de Belgen met hun Flandria-keurmerk – waar ze niet omheen kunnen. En dan niet individueel toch maar weer dat ene centje toegeven om in ieder geval product te kunnen slijten en nog íets van omzet te halen. Dat is op de langere termijn een doodlopende weg die nergens toe leidt.
Oude wijn in nieuwe zakken
Telers moeten daarom niet klagen maar zich organiseren om de ontwikkelingen in de huidige tijd het hoofd te kunnen bieden. Eigenlijk oude wijn in nieuwe zakken, want om die reden zijn in de toenmalige tijd toch ook de veilingen opgericht?
Als het water tot aan de lippen staat, wordt het pompen of verzuipen. Als het water over de lippen stroomt, resteert alleen nog verzuipen. Het lijkt alsof sommigen dat nog prefereren boven samen pompen. Of ze blijven erop hopen dat het zonder pompen toch die ander is die verzuipt…