De peenteelt neemt toe en dat kan best een succes zijn, mits je alle puntjes op de i zet. Makkelijker wordt het namelijk niet.
Peen is een dure teelt met steeds meer haken en ogen. Telers moeten anticiperen op veranderde omstandigheden – met vaker droogte en heftige buien – terwijl de wet- en regelgeving steeds strenger wordt.
Webinar
Om peentelers hiermee een stukje op weg te helpen, hield veredelaar Bejo onlangs het webinar ‘Samen voor een toekomstbestendige en renderende peenteelt’. Het gold ook als coronaproof alternatief voor de peendag die LNCN normaal gesproken rond deze tijd van het jaar organiseert.
Peenteelt groeit
Volgens Robert Schilder van Bejo neemt de peenteelt in Nederland komend seizoen toe. “Voor kwalitatief goede peen is altijd een markt te vinden”, zegt hij. “Peen kan een vaste basis zijn in het bouwplan. Daarvoor moet het een rendabele teelt zijn en dat kan.” Om tot kwaliteitspeen te komen, moeten telers de juiste beslissingen maken. Inleiders gaven daartoe op het webinar handvatten.
Alternatieven chemische zaadbehandeling
Liesbeth van der Heijden, senior researcher bij Bejo, vertelde over de mogelijke alternatieven voor chemische zaadbehandelingsmiddelen. “Met chemische zaadbehandeling worden ziekten en plagen heel efficiënt en duurzaam voorkomen, dat hadden we heel goed voor elkaar”, zegt Van der Heijden. “Het is echter schrikbarend wat er aan middelen is gewijzigd sinds 2005. We hebben bijna niks meer over. De pijplijn droogt snel op. Hier zijn we niet blij mee, want dat is niet duurzaam.”
Rol retail
De sector staat dus voor de grote uitdaging om het anders op te lossen. “De rol van de retail is risicomijdend. Het ministerie faseert chemie uit en geeft biologische gewasbescherming ruim baan. In de zaadbehandeling kunnen we niet zomaar overstappen op biologische alternatieven. Die worden anders toegepast, bewaard en getransporteerd. We willen die kant wel op, maar dat kan niet zomaar.”
Zoeken in middelen die er zijn
Intussen moet de sector het zoeken in de middelen die er zijn. Van de Heijden: “Er wordt meer verwacht van de betrouwbaarheid van de bodem. Natuurlijk blijven wij ons inzetten voor gezond zaad. Onder andere met de heet water-, stoom- en vacuümbehandeling en priming. Het gaat om het vinden van een nieuwe balans. Het gebrek aan chemie is niet het enige probleem.”
Dat is een mooie brug naar de presentatie van Sander Bernaerts van adviesbureau Naturim. “De peenteelt beheersbaar houden vraagt om nieuwe inzichten, zoals beter omgaan met waterbeheer.”
Conserveren van vocht
Bernaerts voorziet een toekomst voor het conserveren van vocht en voorkomen van verliezen. “Kleine verbeteringen kunnen al veel uitmaken. Zoals het beperken van verdamping met minder en minder diepe grondbewerkingen. Zorg voor bodemverbetering, neem tijd voor groenbemesters, zorg voor goede mest. En pak kansen als die zich voordoen. Als het op 20 maart goed weer is om ruggen te trekken, moet je dat gelijk doen. En dan is er nog een nieuwe trend: over de top frezen. Je legt fijne grond bovenop en zware grond onder. Je wilt in het vocht zaaien. Een aandrukrolletje is ook mooi. En zoek de grens op met zaaidiepte. Scherpte op dit soort factoren maakt of breekt het succes.”
Een EC-meter is ook essentieel. Zout is een toenemend probleem. “Je hebt vaak niet in de gaten dat er schade ontstaat, omdat je het aan de planten niet ziet.”
Hemelwater opslaan
Hemelwater opslaan en mengen met water dat een hogere EC heeft, is een optie. Vooral in de kiemperiode is goed water van groot belang. Zuurstof in de rug is eveneens een voorwaarde voor een gezond gewas, voegt Chris van Laarhoven (specialist bodem en bemesting) toe. “Op percelen met ringrot of phytophthora is zuurstofgebrek vaak de boosdoener. Daarvoor heb je grove delen in de kern van de rug nodig”, tipt hij.
‘Timing is alles’
Onder het motto ‘een goede opkomst is de halve teelt’, geeft hij toehoorders mee dat timing alles is en de kalender niet allesbepalend. “Mijn stelling is dat B-peen tot 15 juni kan worden gezaaid, zonder dat dit productie hoeft te kosten. Durf eens te wachten op betere omstandigheden, in plaats van dat je zaad in de grond legt onder schrale omstandigheden. Later gezaaide gewassen blijven langer vitaal in de herfst, zodat het productievermogen ook intact blijft.” Na 15 juni zaaien raadt Van Laarhoven niet aan. ”Elke dag later zaaien koste dan 1 ton opbrengst per hectare.”
Het begint met een goede omstandigheden voor het zaad om te kiemen en weg te groeien, Voorwaarden daarvoor zijn een goede structuur en zorgen voor niet meer dan een voorraad dan benodigde hoeveelheid voedingselementen.
Structuur
Belangrijk voor een goede structuur is de aanvoer van organische stof. Dat kan met (beperkte) giften organische mest of compost in het najaar, voorafgaand aan een groenbemester. Van Laarhoven pleit daarbij met name voor een mengsel van verschillende soorten, met uiteenlopende effecten op de bodem. Eveneens zinvol is om het organische materiaal voor de winter te mulchen. Volgt daarna nog een ploegbewerking, is aan te raden om een middel toe te voegen wat de vertering van de groenbemesting bevordert (zijn korrelvormige stoffen als PerraPulse, StimuSoil Impact en Humistart).
Mineraalverhoudingen op orde
Verder moeten de mineraalverhoudingen op orde zijn. Van Laarhoven adviseert aan te sturen op een CA/Mg-verhouding van 70:10, met name voor bewaarpeen op zwaardere gronden. Daarbij is het zaak om het magnesiumgehalte te beperken tot maximaal 10%. Te veel magnesium geeft problemen met de structuur.
Verder moet de Mg/K-verhouding in orde zijn, idealiter is die 3:1. Dat zit op de meeste kleigronden wel goed. Is extra kali nodig, dan beter niet met K-60, want het hierin aanwezige chloor werkt verslechterend op de structuur. Het natriumgehalte mag niet boven 2,5 procent uitkomen. Het percentage is te temperen met gips, in een dosering van 300 tot 500 kg/ha. Het effect daarvan op de bodem-EC is minimaal.
Voorzichtig met N en K
Voor een goede start van de teelt zijn zowel stikstof en als kali niet nodig. Door deze elementen in de basisbemesting weg te laten, wordt ook voorkomen dat de bodem-EC in het begin onnodig wordt verhoogd. N en K zijn pas nodig tegen de tijd dat het gewas in het 6-bladstadium komt.
Wel moet bij zaai de beschikbaarheid van calcium (gips, elementair S of zeewierkalk), in orde zijn. Dat geldt ook voor Borium (2 à 3 kg/ha Solubor of Humine en/of Fulvinezuren), fosfaat (20 à 25 kg/ha Powerstart/Physiostart) en magnesium (kieseriet, nauwelijks EC-verhogend).
Medeauteur:
Joost Stallen