Het aantal rassen voor de middentrek van witlof is royaal, met bestaande en met nieuwe rassen. Ze passeerden onlangs in een online bijeenkomst, waarin ook de gevoeligheid voor Phytophthora aan de orde kwam.
De witlofrassen waren bij Robert Raijmakers in Helmond getrokken met een op Topscore afgestemd regime. De resultaten werden beoordeeld door adviseur Sjaak Gerardts van Chicogrow. Arie Oomen (zaadfirma Hazera, veredelaar Vilmorin) en Bart Hesen (zaadfirma Chicosem, veredelaar Hoquet) verschaften aanvullende informatie.
Hoewel de deelnemers aan de online studiebijeenkomst het merkbaar plezierig vonden elkaar weer te spreken, werd ook duidelijk dat een online rassenbijeenkomst zeker geen vergelijkbaar alternatief is voor een fysieke bijeenkomst, met de mogelijkheid het product werkelijk te bekijken en in de hand te houden.
De nieuwere rassen, of de rassen waarover iets te melden valt:
Hoquet/Chicosem
Deésse: trekken van januari tot juni, gladde kroppen. CMS en Safariresistent.
OK 9378: variant op Deésse, nog niet commercieel. Bart Hesen van Chicosem: “lijkt iets later, met iets langer lof dan Deésse.”
First Lady: trekken bij lagere EC, geeft dan de mooiste kroppen met wat meer lengte. Korte pit. Vanwege EC-voorkeur ook goed in bioteelt. In Duitsland veel geteeld vanwege productiepotentie.
Sweet Lady: kort type, gladde kroppen, korte pit. “Doet het goed op de kwaliteitsmarkt. Met grovere wortels dan productiever, daarom telen op redelijke wortelmaat
Vilmorin/Hazera
Laurine: trek van januari tot augustus, door Arie Oomen aangeduid als een mooie opvolger voor Topscore. Dat geldt specifiek voor telers die primair gefocust zijn op productie en minder op Q-kwaliteit.
H4072: nog niet commercieel. Trek einde mei tot einde seizoen. Oomen: “kropvorm als Topscore/Laurine: wat buikig met hoog soortelijk gewicht.”
Djine: in de proef met lof op 1 april, volgens Hazera optimaal vanaf begin mei tot einde seizoen. Oomen: “zeer weinig pitgevoelig, sterk op bruinrand, hoog soortelijk gewicht en makkelijk oogstbaar.”
Resistentie tegen phytophthora
Hazera-adviseur Oomen wijst zowel bij H4072 als bij Djine op de mogelijke aanwezigheid van een hogere mate van resistentie tegen Phytophthora cryptogea. Voor beide rassen zou die resistentie op een vergelijkbaar niveau liggen als van Topscore. “Dit is wat de witlofveredelaar van Vilmorin aangeeft. In de praktijk moet dit ook nog wel blijken”, houdt Oomen een slag om de arm.
Zijn voorbehoud is passend, gezien de uiteenlopende aantastingsreacties van een groot aantal witlofrassen na een infectie van de wortels met verschillende stammen van Phytophthora cryptogea. Een en ander is vanaf 2018 getoetst in het kader van het landgrensoverschrijdende EU-Interregproject Ecopad. Voor witlof betreft het een samenwerking tussen proefcentra in Frankrijk, Wallonië en Vlaanderen.
Matig agressief
Na infectie met een matig agressieve phytophthora-stam blijft de aantastingsgraad in nagenoeg alle bekende witlofrassen (zeer) beperkt, ofwel deze rassen waren zo goed als ongevoelig voor aantasting.
Zeer agressief
De afzonderlijke blootstelling aan twee sterk agressieve stammen veroorzaakte bij nagenoeg alle witlofrassen een zware aantasting.
Een positieve uitzondering vormde het roodlofras Céralie: dit ras bleek duidelijk minder gevoelig na infectie met een van de twee agressieve stammen (Céralie liep als enige roodlofras in de proef mee, en werd blootgesteld aan een enkele stam).
De vervolgvraag vraag is dan welke stam(men) van Phytophthora cryptogea het meest verantwoordelijk is voor de problemen in witlof. Oomen: “los van het antwoord daarop, lijkt er in de praktijk toch wel sprake van verschillen tussen rassen voor de bevattelijk voor de schimmel.”