Het uitfaseren van biomassastook voor warmte kost miljarden om meer aard-, rest- en oppervlaktewaterwarmte te winnen.
TNO onderzocht in opdracht van het ministerie van Economische Zaken wat uitfasering van biomassa zou kosten. Tegen die duurzame warmtebron lijkt meer weerstand te ontstaan. Volgens TNO moet de overheid tot 2045 naar schatting € 2,7 miljard extra SDE-uitgaven doen om de warmte uit biomasse te vervangen.
De warmte uit aardwarmte, warmteleidingen met restwarmte of aquathermie is duurder en vraagt dus meer steun tot 2045. Als vanaf nu geen SDE-subsidie meer verstrekt wordt voor biomassa zijn die € 2,7 miljard extra uitgaven nodig aan restwarmteprojecten, aardwarmteboringen en aquathermieprojecten. In het slechtste geval loopt dat op naar € 4 miljard.
Aquathermie technisch haalbaar
Voor glastuinbouw houdt TNO rekening met warmte uit oppervlaktewater. Dan is een vijfde van de warmte van biomassa te leveren, waar rest- en aardwarmte beide twee vijfde van die warmte moeten opvangen. Volgens de onderzoekers is het technisch mogelijk om aquathermie op te schalen, maar is de techniek nog niet ver ontwikkeld, kleinschalig en duur.
Aquathermie wordt nu op ruim 60 plaatsen in Nederland (vooral bij nieuwbouwwoningen) toegepast. De schaalgrootte van projecten ligt tussen 100 en 1000 woningen. Mogelijk gaat dat vooral om warmte uit afvalwater.
Extra subsidie nodig
De onderzoekers van TNO wijzen ook op een scenario waarbij pas vanaf 2025 biomassa wordt uitgefaseerd. Dan is voor extra aard- en restwarmte plus aquathermie nog steeds circa € 1,5 miljard extra subsidie nodig. Ook in dat geval blijven die technieken duurder dan biomassa.