Groenbemestermengsels hebben een positief effect op de bodemkwaliteit. Hoe met de keuze voor soorten het bodemleven gestuurd kan worden, wordt onderzocht.
Groenbemestermengsels hebben in tien jaar tijd een vaste plaats verworven op de Nederlandse akkers. Volgens Liesje Mommer, hoogleraar plantenecologie van Wageningen UR, is dat gezien vanuit de ecologie logisch. Op de TerraLife Innovatie-middag van DSV-zaden in Ven-Zelderheide (L.) zei ze dat uit twintig jaar proeven die wereldwijd uitgevoerd zijn veel voordelen ten opzichte van monoculturen naar voren komen. De verschillende soorten stimuleren elkaar, vormen meer massa en zorgen voor een actiever bodemleven.
Grote verschillen in groenbemestersoorten
Een belangrijke onderzoeksvraag is wat het effect van groenbemestersoorten op pathogenen en hun antagonisten in de bodem is. Het lijkt erop dat gewassen bij een actief bodemleven minder last hebben van pathogenen. Hoe dat precies werkt, is nog niet duidelijk. Mommer noemt deze materie ‘onwijs ingewikkeld’. Daarom is binnen PPS Groenbemesters (Publiek Private Samenwerking) een onderzoek opgestart om te bepalen welke invloed verschillende groenbemesters hebben op het bodemleven.
De eerste resultaten laten zien dat tussen de soorten grote verschillen zijn. Mommers wil gezien de nog beperkte onderzoeksdata niet verder ingaan op de bevindingen uit het onderzoek.
Groenbemesters en schadelijke aaltjes
Verderop gaat Jos Deckers, sales director bij DSV zaden, in op de vraag hoe je de voordelen van groenbemesters afzet tegen de mogelijke impact van schadelijke aaltjes. Ook hij geeft aan dat geen gemakkelijke conclusies te trekken zijn over de inzet van groenbemestermengsels. Het aaltjeswaardplantschema werkt voor monoculturen, maar hij vraagt zich af het ook voor soorten in mengsels opgaat, omdat meer in de bodem gebeurt dan een mogelijke aaltjesvermeerdering.
Deckers haalt hiervoor een proef aan van suikerbieteninstituut IRS. Daar zijn op percelen met bietencystenaaltjes en Trichidorus similis meerdere groenbemesters, waaronder mengsels, geteeld. De algemene conclusie is dat groenbemesters ten opzichte van zwarte braak geen een tot 16% hogere suikeropbrengst tot gevolg hebben. DSV adviseert om bij een aangetoond aaltjesprobleem geen mengsel maar een monogroenbemester in te zetten om het specifieke aaltje aan te pakken.
Focus op ontwikkeling vlinderbloemigen
Voor de verbetering van hun groenbemestermengsels legt DSV bij de veredeling de focus op het ontwikkelen van vlinderbloemigen. De stikstof die deze planten uit de lucht halen, is volgens Deckers nodig om organische stof in de bodem op te kunnen bouwen. Stikstof is, naast koolstof, daarin een belangrijke component. Binnen de bemestingsruimte is meestal weinig stikstofruimte voor de groenbemesters en de bemesting moet toch ergens vandaan komen.