Bijna de helft van de Nederlandse landbouwgrond heeft te kampen met een zodanige verdichting dat het opbrengst kost. Voor het opheffen van een verdichting is geen standaard advies, dit is maatwerk.
Bodemverdichting is misschien wel een van de grootste landbouwkundige problemen van dit moment. Zwaardere mechanisatie, betere machines die onder minder goede bodemomstandigheden door kunnen werken, langere groeiseizoenen, klimaatverandering met meer natte perioden en intensievere bouwplannen met minder ruimte voor rustgewassen dragen allemaal bij aan een grotere kans op bodemverdichting. Advies- en onderzoeksorganisatie Aequator Groen & en Ruimte organiseerde onlangs in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een serie webinars voor het project Boer bij Kennis over bodemkwaliteit. Een ervan ging over bodemverdichting.
Verdichting ten koste van gewasopbrengst
Het probleem is duidelijk: uit onderzoek door Wageningen University & Research blijkt dat de ondergrond van 45% van de Nederlandse landbouwgrond in meer of mindere mate verdicht is. Een algemene definitie voor verdichting is dat beworteling in zo’n laag niet of nauwelijks meer mogelijk is.
Verdichting gaat altijd ten koste van de gewasopbrengst. In droge perioden kan de plant niet bij het water en in natte perioden kan het water niet weg. Door een minder intensieve beworteling in verdichte lagen kan een plant ook niet bij alle nutriënten in de bodem. Verdichte gronden leveren 10 tot 30% lagere opbrengsten, dat blijkt uit meerdere internationale onderzoeken. De grond blijft langer nat, waardoor er in voor- en najaar minder werkbare dagen zijn. Dat vergroot het oogstrisico en zelfs de kans op een misoogst. Bovendien is een verdichte grond moeilijker te bewerken. Het kost extra tijd en meer brandstof. De kans op uit- en afspoeling van nutriënten en gewasbeschemingsmiddelen bij veel neerslag is groter.
In een droog jaar kan een verdichte grond zomaar één of twee beregeningsbeurten meer nodig hebben om het gewas aan de groei te houden.Verdichting speelt vooral op klei en zavelgronden. Specifiek onderzoek in de noordelijke provincies laat zien dat 60 tot 70% van de akkerbouwpercelen op zavelgrond te maken hebben met ondergrondverdichting. Hiervoor zijn 140 percelen onderzocht die telers zelf als gemiddeld duidden, dus geen percelen waar duidelijk iets mee aan de hand is. De ploegzolen zijn daarbij sterker verdicht dan de ondergrond.
Tekst gaat door onder foto
Harde kluiten
Bouwvoorverdichting is in het onderzoek niet meegenomen, omdat dit wat lastiger is te meten. Vaak gaat het dan om een bovenlaag die bij een natte oogst versmeerd is. Deze wordt dan ondergeploegd of door de bouwvoor gespit. Dat resulteert in harde kluiten die moeilijk klein te krijgen zijn en waar de plantenwortels omheen groeien.
Op de dalgronden is 40 tot 50% van de ondergronden verdicht. Van de akkerbouwpercelen op de zandgronden heeft ruim 50% te maken met bodemverdichting. Van de graslandpercelen op zandgrond heeft maar 30% last van verdichting. Blijkbaar is gras goed voor de grond.
In het onderzoek is ook gekeken of er een relatie is tussen het management van de ondernemer en het optreden van bodemverdichting. Harde koppelingen zijn er niet gevonden. Indicaties wijzen naar intensiteit van het bouwplan, toestand van de drainage, het oogsttijdstip en hoe bewust een teler met zijn grond omgaat. Biologische telers doen het gemiddeld iets beter.
Hoe herken je bodemverdichting?
Het is een sluipend proces, eerst valt het niet zo op. Maar het is een vicieuze cirkel. Is de grond eenmaal verdicht, dan verslechteren de omstandigheden; het is vaker te nat. Bij het voorjaarswerk, maar vooral bij de oogst wordt de grond daardoor nog meer verdicht. Een eerste indicatie van verdichting is dat er na een regenbui water op het land blijft staan. In extreme gevallen staat er water op het land terwijl de drainage niet loopt.
Achterblijvende groei. Groeiverschillen zijn vaak pas zichtbaar bij 10% opbrengstderving. Juist onder extremere weersomstandigheden valt dat op. Niet te verwarren met aaltjesschade.
Hoe bepaal je of het echt om verdichting gaat?
Met een eenvoudige prikstok kun je al een indruk krijgen of er verdichte lagen in de bodem zitten en hoe diep deze zitten. Wel prikken wanneer de grond vochtig is. Een natte of droge grond geeft een verkeerd beeld. Een professionele penetrologger geeft meer informatie, omdat die weerstand van de grond in een getal weergeeft. Als grens wordt een indringweerstand ven 3Mpa aangehouden, is die hoger dan komt er geen wortel meer door.
Op verdachte plekken een profielkuil graven geeft de meeste informatie. De grond hoort een brokkelige structuur te hebben en moet goed doorworteld zijn. Een verdichte laag is compact en bij doorbreken ontstaan er scherpe breukvlakken. Als er al beworteling aanwezig is, volgt deze de breukvlakken of wormgaten. Veel haarwortels is een teken van stress, de plant is dan op zoek naar vocht en nutriënten.
Tekst gaat door onder foto
Hoe los je een verdichting op?
Bodemkundige Everhard van Essen van Aequator Groen & Ruimte is hier erg duidelijk in. Opheffen van een verdichting is erg lastig. Natuurlijk herstel duurt heel lang, het kan wel 10 tot 20 jaar duren voor een verdichting verdwenen is of herstel treedt zelfs nooit meer op. Na mechanisch breken blijkt het resultaat vaak niet duurzaam. Voorkomen is in deze daarom beter dan genezen.
Mechanisch opheffen geeft het snelste resultaat. Belangrijk om te weten is hoe diep de storende laag zit en hoe dik die is. Meestal gaat het om de laag net onder de bouwvoor. Door een woeltand net onder de storende laag door te trekken of te spitten breekt deze maximaal. Voorwaarde is dat de bewerking wel onder droge omstandigheden gedaan wordt. Anders versmeer je alleen maar en zakt zo’n laag zo weer in elkaar.
Tekst gaat door onder foto
Nazorg van bodem belangrijk
De nazorg is volgens Van Essen zeker zo belangrijk als de ingreep zelf. De ingreep zorgt voor 30 tot 40% van het herstel en de rest moet de beworteling doen. Bij een herstelbewerking wordt de grond letterlijk uit zijn verband gerukt. Beworteling zorgt ervoor dat er weer structuur in de grond komt en deze niet direct weer verdicht. Het bodemleven kan daarbij helpen. Een gift organische mest is goed om het bodemleven te stimuleren.
Belangrijk hierbij is dat er een diepwortelend gewas gezaaid wordt. De wortels zorgen voor stabiliteit in de bodem en leggen de bodemdeeltjes vast. Zo’n gewas moet dan wel minimaal een jaar blijven staan. Hoe langer het perceel groen blijft en rust krijgt, hoe kleiner de kans op herverdichting. Granen, Italiaans raaigras of een roggegroenbemester zijn vanwege hun intensieve en diepe beworteling geschikte nagewassen.
Zwaardere gronden, met meer dan 17,5% lutum, hebben door zowel krimp als gevolg van nattigheid en droogte een natuurlijk herstellend vermogen. Dit natuurlijk herstel kan worden bevorderd door een goede ontwatering en een bouwplan met meer rustgewassen.