In het buitenland worden vaak de opleiding en het kennisniveau van de Nederlandse ondernemers als sterke punten genoemd. Kenmerkend punt is dat de opleidingen in Nederland dicht bij de teelt- en telerspraktijk staat.
Hierop wat dieper inzoomend, is er de laatste jaren sluipenderwijs veel veranderd. Nederlands trots dreigt op dit punt verloren te gaan.
De Nederlandse landbouwkundige opleidingen, van mbo tot universiteit, staan onder druk door vooral onderwijs te geven gericht op maatschappelijke thema’s die de landbouw raken. Zo is de indruk.
Teeltkennis behouden
Waar het vroeger nog ging om het leren telen van bijvoorbeeld groenten, focussen opleidingen meer en meer op de vraag hoe de landbouw moet omgaan met maatschappelijke thema’s als biodiversiteit en natuurinclusieve landbouw. Deze thema’s agenderen bij opleidingen in de landbouw is goed. Echter, de kern waar het om moet gaan, zoals het leren telen van gewassen, teeltkennis, bemesting, ziekten en plagen, mag niet naar de achtergrond worden gedrongen. Ik heb meer en meer de indruk dat dit wel gebeurt.
Of iemand praktisch teeltkennis heeft, lijkt meer en meer te worden bepaald door de achtergrond van de student
Afgestudeerden zijn beter op de hoogte van het begrip regeneratieve landbouw dan hoe ze een bloemkool moeten telen. Of iemand praktisch teeltkennis heeft, lijkt meer en meer te worden bepaald door de achtergrond van de student. Dus of je wel of niet afkomstig bent van een teeltbedrijf. Het gaat niet meer om de in de opleiding opgedane kennis. Goed om in de investeringsagenda van de landbouwkundige opleidingen de teeltkennis zwaarder mee te laten wegen. Zo behouden we Nederlands trots en ons grote concurrentievoordeel.