De Inspectie SZW botst met de Rekenkamer. Het lijkt tekenend voor bestuurlijke traagheid.
Mooi dat er zoiets is als de Rekenkamer. Een eerbiedwaardig instituut dat al sinds de late middeleeuwen kritisch kijkt naar beleid en uitvoering daarvan. Maar bij de beoordeling van het werk van de Inspectie SZW dan niet verder kijken dan tot en met 2019, dat is wel wat erg bedaagd.
Dat althans vindt de Inspectie SZW zelf. Die heeft namelijk de afgelopen anderhalf jaar net dat gedaan wat volgens de Rekenkamer niet voldoende gebeurde. Uitbuiting en onderbetaling van met name buitenlandse werknemers werd tot 2019 te weinig aangepakt, maar nieuwe methodes en extra capaciteit heeft inmiddels tot beterschap geleid.
‘Betere wetgeving nodig’
Althans, het heeft geleid tot meer meldingen van vermoedens van arbeidsuitbuiting. Maar niet tot meer daadwerkelijke veroordelingen. Want het ontbreekt volgens de inspecteurs van SZW aan wetgeving die het ook écht stevig aanpakken van foute werkgevers mogelijk maakt.
Gebrek aan dynamiek en urgentie
Het maakt maar weer eens duidelijk dat een aanloop van een half jaar voordat partijen ook echt aan formeren kunnen gaan begínnen, nog lang niet de ernstigste vorm is van gebrek aan dynamiek en urgentie in bestuurlijk en politiek Nederland. In de veelgeprezen Gouden Driehoek van Bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid is het de overheid die vooral voor de vertragingen zorgt.
De wirwar aan wetten en regels als blok aan het been van eenieder die vooruit wil met innovatie en ondernemen op het scherp van de snede: het contrast tussen wat al kan, maar nog niet mag, wordt er maar niet kleiner op.
Ouderwets scherpe Arbeidsinspectie
Het contrast tussen wat echt en ook volkomen terecht niet mag, maar toch gebeurt, dat is dan weer een andere zaak. Eentje waar de Inspectie SZW, vanaf 2022 weer ouderwets de Arbeidsinspectie geheten, ook best ouderwets scherp op mag en moet zijn.