Eet meer planten en minder dieren. Ook op de Klimaatconferentie in Glasgow klonk die boodschap, maar ondanks de consensus over alle voordelen van meer groenten en fruit, blijft de consumptie in vrijwel elk land, rijk en arm, achter bij de aanbevolen dagelijkse dosis. Bart de Steenhuijsen Piters onderzoekt hoe dat komt en wat eraan te doen is.
“Anderhalf miljard mensen hebben obesitas. Aan de andere kant hebben 850 miljoen mensen elke dag tekort aan allerlei micronutriënten. Daar kun je heel ingewikkeld over doen, maar er is eigenlijk maar één oplossing voor beide problemen: zorg ervoor dat mensen in staat worden gesteld om de dagelijkse aanbevolen hoeveelheid gezonde voeding binnen te krijgen. Met een hoofdrol voor groenten en fruit.”
De Steenhuijsen Piters deed hiernaar onderzoek voor de Bill & Melinda Gates Foundation. Voor hij inzoomde op vier landen in Afrika en drie in Azië keek hij breder. “Ga eerst na wat de consumptie nu werkelijk is in de wereld. Waar in het voedselsysteem moet je op welke knoppen drukken om mensen meer groenten en fruit te laten eten? Is er überhaupt voldoende product beschikbaar en kunnen mensen het betalen?”
Bart de Steenhuijsen Piters
Bart de Steenhuijsen Piters (1963) studeerde tropische landbouw en sociologie in Wageningen. Hij werkte daarna lang bij het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam. Sinds twee jaar is hij senior onderzoekscoördinator voedselsystemen en voedselzekerheid bij Wageningen Economic Research. Zijn onderzoek is gericht op het weerbaarder maken van voedselsystemen tegen economische schokken, zoals de coronacrisis, met name in armere landen.
“We kwamen tot de conclusie dat in de zeven onderzochte landen de consumptie enorm laag is. Op India na is het dan ook zo dat de allerarmste mensen zowel absoluut als relatief het allerminste groenten en fruit eten. In India zijn groenten ‘poor man’s food’, maar we kwamen ook tot de conclusie dat groenten en vooral fruit voor heel veel mensen gewoon te duur zijn. Duurder soms zelfs dan vlees. Dat heeft onder meer te maken met het moeizame transport, dat veel verliezen onderweg veroorzaakt. Dat, en natuurlijk de beperkte houdbaarheid van veel groenten en fruit.”
Een gekend probleem dat kennelijk moeilijk is te verhelpen?
“Een makkelijke oplossing is dan om dichterbij de steden te telen. Dat gebeurt nu ook wel, maar door piepkleine ondernemertjes in de zogenoemde ‘informele economie’. Dat zijn telers die nergens zijn geregistreerd, ook om niet onder invloed te komen van corrupte overheidsdienaren. Die dus per definitie onzichtbaar blijven voor de instanties en ontwikkelingsorganisaties.”
Steun onzichtbare telers in de informele economie
Hoe kun je die telers dan toch bereiken?
“Het zou goed zijn die gebieden aan de rand van steden te ontwikkelen, door de telers te voorzien van betere rassen, betere inkoop, betere markttoegang. Maar omdat die telers officieel niet bestaan, komen ze ook niet om krediet vragen. Ze zijn zelfs niet bereikbaar voor de zo geprezen microkredieten. Dat vergt een veel actiever investeringsbeleid. De grote banken hebben hierbij weinig te winnen. Het is risicokapitaal dat je uit moet durven zetten, terwijl het eigenlijk een niet-bestaande markt lijkt. Dat is dus in het begin eigenlijk alleen geschikt voor filantropisch kapitaal. Later kunnen de conventionele banken financiële diensten het overnemen.”
In uw rapport is een van de aanbevelingen voor beter beleid, investeringen en ontwikkelingsprojecten: kijk naar de vraag in plaats van naar de productiekant.
“Die omdraaiing is een van de dingen die me enorm aanspreken in hoe Nederland eind vorige eeuw de tuinbouw heeft gereorganiseerd. In de landen in Afrika en Azië waar we de fruit- en groenteketens hebben bekeken, is – net als bij ons meteen na de Tweede Wereldoorlog – vooral gestuurd op het verhogen van de productie. Dat leverde heel veel van hetzelfde op. Vooral heel veel graan. Calorieën om acute hongersnoden te lijf te gaan. De volgende stap, om zowel de diëten als hele voedselsystemen gezonder te maken, die is echter nauwelijks gezet. Dan gaat het eigenlijk altijd over groenten en fruit.”
Het is niet onmogelijk die kleine telers toch te organiseren
Daar is toch ook wel aandacht en geld in gestoken door overheden en bedrijven?
“Met als resultaat dat ook heel veel tomaten en heel veel uien worden geteeld, door bedrijven die dus ook nog eens te ver van de steden liggen. Ondanks alle logistieke verliezen is er in het seizoen veel te veel en liggen overschotten weg te rotten. Daarnaast blijken investeringen in teeltbedrijven met grootscheepse productie gericht op de export naar rijkere landen bovendien erg weinig spin-off te hebben naar een beter draaiende binnenlandse markt.”
Hoe komt dat?
“Doordat die onzichtbare telers in de informele economie ook volledig losstaan van die exporteconomie. Het is niet onmogelijk die kleine telers toch te organiseren. Het bundelen van hun productie is een deel van de oplossing. Net als honderd jaar geleden in Nederland kleine telertjes in coöperaties meer konden bereiken dan alleen.”
In het algemeen kunnen consumenten niet goed inschatten wat werkelijk de waarde van groenten en fruit is
Kan van die coöperatievorming toen bij ons nu ook nog iets geleerd worden?
“Onze coöperaties waren gebaseerd op sociale netwerken, toentertijd vooral langs de lijnen van religies. Economisch soms niet logisch, maar wel sterk. Vertaal je dat naar Afrika en Azië nu, dan is er ook wel ingezet op het vormen van coöperaties. Daarbij wordt dan echter vergeten te kijken naar wat die mensen moet binden. In staatscoöperaties bijvoorbeeld werden en worden mensen van allerlei kleuren en afkomsten, groot en klein, rijk en arm bij elkaar gebracht. Afrika heeft wel degelijk allerlei netwerken, maar die worden dan zelden gebruikt voor agrarische samenwerking. Neem die netwerken als uitgangspunt, als je mensen samen iets naar de markt wil laten brengen.”
Dus ook kijken naar wat consumenten graag voor groenten en fruit zouden willen eten. Ook niet zo eenvoudig.
“Klopt. In het algemeen kunnen consumenten, ook in het Westen, niet goed inschatten wat werkelijk de waarde van groenten en fruit is. Dat is een kwestie van educatie en dan denken we misschien eerst aan scholen, maar denk ook aan de retailers. Bij ons de supers, daar de piepkleine handelaartjes. Of via digitale weg, want in Afrika heeft iedereen een mobieltje, omdat vaste verbindingen er gebrekkig zijn. We hoeven Bill Gates niet te vertellen hoe dat zou kunnen werken.”