“De voedingsmiddelenindustrie moet zich focussen op toegevoegde waarde. Want lagere marges opvangen met productieverhoging wordt moeilijker”, zegt Cees-Jan Adema, directeur van de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI). “Dit is een fundamentele verandering voor de levensmiddelensector.”
De Nederlandse levensmiddelenindustrie staat voor een uitdaging. De verwachting is dat de consumptie van voedingsmiddelen in volume de komende jaren gaat dalen. De bevolking vergrijst waardoor het eetpatroon verandert. Consumenten letten meer op wat ze eten. En verspilling van voedsel wordt steeds beter tegengegaan.
Lage marge, productie verhogen?
Vroeger kon de industrie lagere marges opvangen door de productie te verhogen. Dat is dan niet meer mogelijk in Nederland, stelt Cees-Jan Adema, directeur van de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI). “De voedingsmiddelenindustrie moet een slag maken naar hogere toegevoegde waarde, niet alleen op gebied van smaak en gemak, maar ook wat betreft gezondheid en duurzaamheid. Het is de uitdaging voor de komende jaren om die kenmerken te verwaarden richting de consument. Dat is geen gemakkelijke taak, want de afzetmarkt heeft tot nu toe een sterke focus op lage prijs. Deze uitdaging betekent een fundamentele verandering voor de levensmiddelensector.”
Gezond voedsel bevorderen
De levensmiddelenproducenten doen al veel aan het bevorderen van gezond voedsel. De sector heeft samen met retail, horeca en catering in 2014 het Akkoord Verbetering Productsamenstelling gesloten met de overheid om producten te herformuleren. Adema noemt een aantal voorbeelden. “Producenten kunnen meer groenten toevoegen aan voedingsmiddelen. Of ze zorgen dat voeding minder zout, vet en suiker bevat. De bakkers bijvoorbeeld hebben het zoutgehalte met 25% vermindert. Consumenten krijgen zo’n 25% minder suiker binnen via frisdranken. De producenten van zoetwaren hebben hun porties verkleind, zodat mensen minder calorieën binnen krijgen. Daarnaast overleggen levensmiddelenproducenten met hun afnemers hoe ze de producten het beste kunnen aanbieden aan consumenten, zodat die worden geholpen om gezondere keuzes te maken.”
Producten met Nutri-Score
Het verwijderen uit de winkelschappen van voeding die als ongezond wordt gezien, vindt Adema een veel te grote ingreep. “Consumenten zouden het niet accepteren als de winkels alleen producten aanbieden uit de schijf van vijf. Consumenten willen kunnen kiezen uit een breed scala aan producten. Wij hopen dat volgend jaar de Nutri-Score wordt ingevoerd. Voedingsmiddelen krijgen een letter A t/m E die aangeeft in hoeverre het product een gezonde samenstelling heeft. Zo kunnen consumenten eenvoudig en snel producten met elkaar vergelijken wat betreft gezondheid. Het zal producenten aanzetten om hun productformulering zo aan te passen dat ze een hogere Nutri-Score krijgen.”
Duurzaamheid in voedingssector
Het streven naar een betere duurzaamheid in de levensmiddelensector richt zich vooral op het verminderen van voedselverspilling en de energietransitie. Volgens Adema loopt de Nederlandse sector internationaal gezien voorop wat betreft vermindering van het energieverbruik. Maar om het verbruik verder te kunnen verminderen, moet de overheid wat doen. De FNLI-directeur vindt dat het elektriciteitsnet in Nederland een grotere capaciteit moet krijgen. “Onze achterban kan vaak geen grotere aansluiting krijgen op het elektriciteitsnet. Dan kunnen ze niet uitbreiden of overstappen van gas op elektriciteit. Dat is fnuikend voor de bedrijfsontwikkeling. Wij zien dat de overheid zich vooral richt op uitbreiding van de capaciteit bij grote industrieparken zoals Delfzijl, Chemelot, Moerdijk, Rijnmond en de Botlek. Maar de levensmiddelensector zit verspreid over het hele land. De FNLI is hierover in gesprek met de overheid. We willen voorkomen dat de voedingssector straks achter het net vist.”
ODE-heffing midden- en kleinbedrijf
Een ander heikel punt vindt Adema het ODE/SDE-systeem van de overheid. Verbruikers van gas en elektriciteit betalen een ODE-heffing (Opslag Duurzame Energie). De heffing wordt gebruikt om subsidies te financieren voor de regeling SDE++ (Stimulering Duurzame Energietransitie). Sectoren die extreem veel energie verbruiken zijn vrijgesteld van de ODE-heffing. Volgens Adema betalen het midden- en kleinbedrijf, dus ook veel voedingsbedrijven, daardoor onevenredig veel ODE-heffing. “Terwijl ze nauwelijks kunnen profiteren van de SDE++-subsidies vanwege de voorwaarden. Ieder bedrijf moet een bijdrage betalen aan de energietransitie, die in lijn is met zijn energieverbruik. En er moet een faire verdeling komen van de SDE++-subsidies. Iedereen moet meebetalen en iedereen moet kunnen meeprofiteren.”
Voedselverspilling verminderen
Een ander duurzaam streven van de sector is om voedselverspilling te verminderen. Daarvoor wordt samengewerkt met de stichting Samen tegen Voedselverspilling. Adema: “Producenten zijn in gesprek met hun afnemers om verspilling te verminderen. Bijvoorbeeld door betere leveringsafspraken te maken voor verse producten.”
Ook voedselveiligheid is een belangrijk thema voor de FNLI. Doordat de meetmethoden steeds verfijnder worden, komt de standaard voor voedselveiligheid steeds hoger te liggen. Voeding in Nederland kent hoge veiligheidsstandaarden en dat mag de consument ook verwachten. Maar het Nederlandse beleid is sterk gericht op het uitbannen van alle risico‘s. Dat is onmogelijk, stelt Adema. “Dan kun je alleen nog maar in een steriele omgeving voedsel produceren en dan zou je voor ieder product een eigen productielijn moeten opzetten. We zitten al op een hoog niveau wat betreft voedselveiligheid. En bij incidenten met de voedselveiligheid kan zeer snel worden gehandeld.”
De voedingssector is niet voor niets één van de topsectoren in het economische stimuleringsbeleid
De levensmiddelensector voorziet in een eerste levensbehoefte van mensen. Maar de sector heeft ook een grote economische en maatschappelijke waarde, zegt Adema. “De productiewaarde in 2020 bedroeg € 70 miljard. Dat is 4% van het bruto binnenlands product. Er werken 146.000 werknemers in de sector. We exporteren voor € 40,3 miljard en importeren voor € 22,7 miljard. Dat levert een handelsoverschot op van € 17,6 miljard.”
Het belang van de sector is echter groter dan alleen economische getallen, vindt Adema. “De primaire sector en de levensmiddelenindustrie zijn goed ontwikkeld in Nederland. Dat maakt ons land tot een magneet voor buitenlandse bedrijven, instellingen en instituten. De voedingssector is niet voor niets één van de topsectoren in het economische stimuleringsbeleid. We mogen dat als sector wel eens wat duidelijker uitdragen naar de buitenwereld.”