Joop Hof wilde op veldbijeenkomsten de discussies over ‘soorten’ bloemkool en broccoli nog weleens opstoken. Zoals hij zijn soms ruige toehoorders met hetzelfde gemak in hun hok wist te krijgen. Nu de Syngenta-vertegenwoordiger ermee stopt, zal het waarschijnlijk rustiger worden.
De kuif van Joop Hof is in 1994 grijs geworden, vervolgens wit, en dat is nooit meer terug gekleurd. Bij de meesten is die verandering een leeftijdskwestie, volgens Joop Hof was in zijn geval het bloemkoolras Lindurian de oorzaak.
Zes jaar eerder – in 1988 – ging hij als vertegenwoordiger aan de slag bij zaadbedrijf Pannevis in Enkhuizen, 32 jaar later trekt hij er voor het laatst de deur dicht. Het gebouw staat nog steeds op dezelfde plek. Het bedrijf zelf beleefde een flink aantal organisatorische-, merk- en naamsveranderingen. Pannevis werd S&G, Ciba Geigy kwam in beeld, daarna volgde Novartis, en vervolgens werd het Syngenta. “Het was soms een rollercoaster, ik had daar in de buitendienst gelukkig weinig mee te maken.”
“Buiten was de dynamiek zo mogelijk nog groter”, constateert hij een maand voor zijn allerlaatste werkdag. Vanwege de krimp van het aantal bedrijven, de expansie, specialisatie en internationalisering van de overblijvers, de verandering van veiling- naar handelsverkoop, vanwege de oprukkende mechanisatie. “De volgende stap is automatisering. Dat heeft zijn effect op de richting waarin de veredeling gaat.”
Niet blij
Terug naar 1994, het jaar waarin Joop Hofs haar verschoot. “Veel telers hadden het toen nieuwe ras Lindurian gezet, rekenend op een prima productie in de zomer. Lindurian bleek echter onverwacht gevoelig voor heet weer. Die bloemkool zag er niet uit”, zegt Hof. “Concullega Royal Sluis had toen net het ras Fremont op de markt gebracht: niet het fraaiste ras, maar wél betrouwbaar. Die kool bracht meer dan 2 gulden per stuk op, Lindurian niets. Ik had thuis een telefoonbeantwoorder met een cassettebandje, daar kwam bijna rook uit. Veel tuinders waren toen niet blij met Joop Hof, met een flink verlies van ons marktaandeel voor bloemkool.”
Vertrouwen terugwinnen is lastig, kost tijd, en je mag geen fouten meer maken. “Vooral Fremont wist de markt nog lang te domineren, en telers waren voorzichtiger geworden met nieuwe rassen”, aldus Hof. “Maar we zijn toch weer teruggekomen, dankzij onze selecteurs die nieuwe rassen ontwikkelden met minder gevoeligheid voor hitte, zoals Clarina, Korlanu, Guideline en Cleozil. Cleozil is bovendien knolvoetresistent, net als Clarina.”
Vertegenwoordiger Joop Hof (64 jaar) stopt na 32 jaar bij zaadbedrijf Syngenta. De tijd dat de telers hun producten met de schuit uit het veld ophaalden, miste hij net, de daarna volgende evolutie – van honderden klanten alleen al in Noord-Holland naar tientallen gespecialiseerde bedrijven in heel Nederland – beleefde hij van dichtbij. Hof zat eerder in de bloemengroothandel met zijn broers, zat als bedrijfsverzorger onder de koeien, plukte fruit, en selecteerde tulpen. “Toen heb ik veel geleerd, veel gelachen, en veel dankbaarheid ontmoet, want je kwam altijd in tijden van nood.”
Groter, individueler
Hof kan het tot op zijn laatste weekdag niet laten om het verhaal achter ‘zijn’ rassen zo volledig mogelijk over het voetlicht te brengen. Het hoort bij zijn taak, stelt hij, al is de invulling ervan in de loop van de jaren danig veranderd. Ja, het gaat nog steeds om verkoop als in de beginjaren, maar dan veel meer in samenhang met teelttechnische begeleiding, meedenken en advisering.
Die verschuivende invulling van zijn werk hangt onmiskenbaar samen met de veranderingen in het aantal en in de aard van de bedrijven “Toen ik in 1988 begon, hadden we alleen al in Noord-Holland 700 klanten met allerlei teelten: spinazie, peen, uien witlof en aardbeien en bloemkool. In 2020 hebben we in heel Nederland zestig bloemkooltelers met arealen van enkele tientallen hectares tot soms honderden hectares. 20% van dat aantal telers bedient 80% van de markt. Rond 1988 kwam de broccoliteelt op, nu zijn er zestig bedrijven met deze teelt.”
Met de oprukkende teeltspecialisatie nam het maken van plant- en oogstschema’s een hoge vlucht. Die overzichten werden gebruikt in de contacten met de handel en supermarkten. Beide partijen wisten zo van elkaar wat ze min of meer van elkaar konden verwachten, was het idee. “De toenmalige supermarktketen Edah zag als eerste voordeel in deze aanpak, ze werkten toen samen met de eveneens toenmalige telersgroep White Pearl.” Maar niet iedereen was daar even enthousiast over, weet Hof nog. “Vooral telers met ‘veilingbloed’ hadden commentaar, omdat ze ‘als één gesloten front naar de markt’ wilden blijven opereren. Dat was al in een tijd dat banken probeerden duidelijk te maken dat je je teelt moet afstemmen op de vraag. Na Edah volgden marktpartijen als Jumbo en Superunie.”
Jaarrond
Een volgende stap diende zich aan: afnemers vroegen naar de mogelijkheden van jaarrond levering van producten als bloemkool. “Dat speelde in de jaren negentig. Met White Pearl weken we uit naar de Spaanse streek Taragona (Catalonië) om daar in de winter bloemkool en broccoli te telen”, vertelt Hof. “In die tijd zocht ook een snijderij in Noord-Holland naar productiemogelijkheden in de winter. We maakten daarvoor afspraken met Spaanse coöperaties om passende gewassen en rassen te telen. Dat gebeurde op contractbasis, dat was voor die telers een regelrechte revolutie: ze kregen geld aangeboden voor gewassen die nog geteeld moesten worden. Dat wekte nog weleens argwaan. Die snijderij zit nog steeds in dat gebied. De inbreng van White Pearl was na verloop van tijd niet meer nodig, die schakel moest ertussenuit, ze konden het zelf..”
Met minder handen
Hof verwacht dat de krimp in het aantal bedrijven nog niet aan zijn eind is. “Laat ik me beperken tot de bloemkoolbedrijven in de Noord-Hollandse regio; er zijn er tien à vijftien met jeugdige opvolgers. Het areaal bloemkool is 2.500 hectare, waarvan 2.000 hectare wordt ingevuld door hoogstens twintig bedrijven. Dat zijn straks de overblijvers.”
Veranderingen in handelsrelaties zijn hier debet aan, maar ook wat Hof aanduidt als ‘de afnemende beschikbaarheid van werkhandjes’. “Enkele telers hebben daarom de handdoek al in de ring gegooid”, weet Hof. “Vandaar dat zaadbedrijven werken aan gewassen die minder arbeid vragen.” Hij wijst op bloemkool die niet meer verkleurt onder invloed van zonlicht (die blijft dus wit) en de – recente – introductie van rassen die slechts twee oogstbeurten nodig hebben. Nog een ontwikkeling is ‘tenderstem’-broccoli en ‘tenderstem’-bloemkool: gewastypen met de roosjes op een steel, zodat de oogstbare delen boven het gewas uitsteken. Dat opent deuren voor machinale oogst, bijvoorbeeld met een zaagsysteem.
Bloemkool is nu nog vaak kool met afval. Wie wil er afval?
Dit laatste sluit aan bij de vraag naar bloemkool en broccoli in wat kleinere maten dan nu algemeen worden aangehouden, en naar voorbewerkt panklaar product. “Ik denk dat het die richting uitgaat, aansluitend op de toenemende populariteit van online bezorgdiensten als ‘HelloFresh’ en vanwege de steeds kleinere huishoudens. En nog iets: bloemkool is nu nog vaak kool plus groenafval. Wie zit te wachten op afval?”
De overblijvende bedrijven zullen steeds meer in partnerships verbonden zijn aan afnemers, met de zorg voor jaarrond levering. “Dat kan niet anders, om de klanten vast te houden, en om personeel vast te houden.” De vertegenwoordiger van de toekomst ontwikkelt daarin mee, meent Hof. “Hij of zij komt niet alleen bij de teler over de vloer, maar treedt ook op als contactpersoon voor handelaren en snijderijen, met inzicht in aspecten als raskenmerken en teelt- en leverplanning. Dat gaat ook gelden voor Niels Botman, hij is mijn opvolger bij Syngenta. Vertegenwoordigers blijven absoluut nodig, maar wel in een heel andere rol als waarin ik ooit begon.”