Telers met productiefaciliteiten in binnen- en buitenland krijgen direct te maken met de coronacrisis, omdat personeel niet komt opdagen of zo snel mogelijk naar huis wil. Teler Ton Slagter vreest dat de overheid hier onvoldoende oog voor heeft. “Dit bedreigt de voedselvoorziening’.
Bloemkoolteler Ton Slagter in Andijk vreest dat de overheid zo druk bezig is met allerlei andere zaken aangaande de coronacrisis, dat ze voorbijgaat aan het belang van voldoende personeel in de tuinbouw, en dus van een ongestoorde voedselvoorziening. “Dat is urgent. Nu niet planten, betekent straks niet oogsten. Ik denk dat de overheid daar niet van doordrongen is.”
In zijn omgeving is momenteel nog veel buitenlands personeel aan het werk bij bloembollentelers. “Veel van die werkers gaan of willen naar huis, vanwege de dreigende sluiting van de grenzen van hun land en omdat niet duidelijk is hoe lang deze situatie van kracht blijft.”
‘Tijdelijke werkvergunningen’
Op het bloemkoolbedrijf van Slagter moet de grootste drukte nog komen, als er tegelijk geplant en geoogst moet worden. We hebben nu nog geen grote problemen, en we kunnen de komende dagen even een beroep doen op scholieren.
Om grote problemen met arbeid te voorkomen, moet de overheid per direct ruimte maken voor de uitgifte van tijdelijke tewerkstellingsvergunningen voor personeel uit landen als Oekraïne. “Daarvoor moeten de grenzen ook open blijven, en het spreekt voor zich dat je de gezondheid van dat inreizend personeel moet controleren. Dit klinkt misschien rigoureus, maar in ongewone tijden moet je ongewone maatregelen durven nemen. Want het gaat wel over de voedselvoorziening.”
Voor het oogstwerk hebben we 80 mensen nodig, daar kun je niet mee schuiven
Wegblijvers
‘Ja, dat wordt een lastige”, reageert aardbeiteler Jan van Meer in Breda. “Ik heb in deze periode 60 personen nodig. Tien tot vijftien zijn er niet gekomen. Een aantal van hen zei dat ze het nu in Brabant te heftig vinden, sommigen gaven aan dat ze geen vervoer hebben, omdat in Roemenië nog maar 10% van de bussen zou rijden.”
Over de directe consequenties: “Vijftien man minder à 7,5 uur per dag, dat is elke dag 100 werkuren minder. Met trossen doorhalen is dat nog wel op te vangen, dan gaan we maar een paar dagen langer door. Voor het oogstwerk hebben we 80 mensen nodig, daar kun je niet mee schuiven.”
‘Van dag tot dag bekijken ’
Koolteler Manus Laan in Andijk is vooralsnog wat minder ongerust over de personeelsvoorziening in eigen land. “Veel van onze mensen wonen permanent in Nederland, die zijn hier ingeburgerd”, geeft hij aan.
In Spanje is het lastiger; het bedrijf teelt daar in de buurt van Sevilla ook bloemkool, spitkool en wat broccoli, met personeel van Spaanse origine. In deze periode moet er volop geoogst worden. “Daar is wat paniek. Mensen mogen alleen het huis uit, en zich uitsluitend alleen verplaatsen, voor het doen van boodschappen en voor bezoek aan de dokter. De politie controleert dat.
De agrarische sector is er aangemerkt als noodzakelijke sector, personeel mag nog wel in groepjes reizen. Vandaag is de eerste werkdag waarin we geconfronteerd worden met deze maatregelen: we moeten het echt van dag tot dag bekijken. Gisteren heb ik al wel wat brandjes moeten blussen, omdat mensen bang zijn ziek te worden als ze buiten komen.”