Duitsland en België versoepelen de regels voor seizoenswerkers. In Nederland veranderen die regels niet.
De Duitse regering versoepelt de regels voor binnen- en buitenlandse seizoenswerkers in de agrarische sector drastisch om te voorkomen dat er door een dreigend gebrek aan personeel niet kan worden gezaaid, geplant en geoogst. Zo mogen seizoenshulpkrachten tot 31 oktober langer zonder sociale verzekeringsplichten aan het werk. Dat was maximaal 70 dagen, maar dat wordt nu 115 dagen. Voordeel is dat daardoor met name buitenlandse seizoenaarbeiders werkers langer op dezelfde plek kunnen blijven en door het mindere heen en weer reizen het infectiegevaar verkleind wordt, licht het Duitse landbouwministerie toe.
Duitse werklozen
Ook wordt het aantrekkelijker voor uitkeringsgerechtigden om wat bij te verdienen omdat de bijverdienste niet op de uitkering gekort wordt. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor vervroegd gepensioneerden. Tevens belooft de regering dat in noodsituaties van de maximale arbeidstijden zal kunnen worden afgeweken. Nu is de regel dat hoogstens 6 dagen per week maximaal 10 uur per dag mag worden gewerkt.
België verlengt periode
Ook in België is een dergelijke maatregel genomen als antwoord op het dreigend tekort aan buitenlandse seizoensarbeiders. Om daar wat aaan te doen, verdubbelt de regering de tewerkstellingsperiode van 65 dagen tot 130 dagen. Op die manier kunnen de seizoensarbeiders die er nu al zijn, langer blijven werken.
Nederlandse regeling piekarbeid
In Nederland is in de tuinbouw-cao’s een regeling piekarbeid opgenomen. In die regeling mag een teler een werknemer maximaal 8 aaneengesloten weken per jaar op basis van het wettelijk minimumloon in dienst nemen voor het verrichten van werkzaamheden. Voor piekarbeiders hoeft geen pensioenpremie en geen premie voor sectorfondsen van Colland te worden betaald. Het verlengen van de termijn van 8 weken is in Nederland (nog) niet aan de orde.