Van zaadbedrijven wordt het normaal gevonden dat ze 20 tot 30% van hun omzet steken in R&D. Teeltbedrijven hebben dat veel minder in het DNA zitten. Onderzoek verliep van oudsher langs collectieve lijnen. Daar is echter weinig meer van over. Onder de vlag van Innoveins zoeken teelt- en techbedrijven elkaar nu op om gezamenlijk te innoveren.
Eerst komkommertelers, toen blauwebessentelers en vlak voor het einde van het jaar kondigden ook aardbeientelers het aan: een gezamenlijk R&D-bedrijf, gedragen door een beperkt aantal telers die samen enkele onderzoekslijnen uitstippelen. Niet dat ze al een kwart van hun omzet in research & development (R&D), onderzoek en ontwikkeling, steken. Meer dan bij telers is voor veredelaars rassenonderzoek en meer immers corebusiness. Maar wel steken deze teeltbedrijven ‘substantiële bedragen’ in R&D. Dat stelt Pim Deuling die bij alle drie die clusters betrokken is.
Oprichter van Innoveins
Deuling is met Bluehub oprichter van Innoveins. ‘Waar plant, techniek en business development samenkomen om businesscasegedreven innovaties voort te brengen.’ Klinkt mooi. En het blijkt nog te werken ook. Het persbericht dat er vier aardbeienbedrijven zich de avond ervoor hebben gepresenteerd als initiatiefnemers van een gezamenlijke R&D bv is net een paar uur eerder online gezet.
Pim Deuling: “Het was een heel levendige avond. Veel aardbeientelers, mensen van techniekbedrijven en ook andere mensen uit de aardbeienwereld. Maar het gaat ons bij het vormen van zo’n R&D-bedrijf in eerste instantie om de telers. Die hebben een gezamenlijk belang.
Lees verder onder het bericht.
Natuurlijk evenwicht
Wat niet wil zeggen dat in het ecosysteem, zoals Innoveins zichzelf noemt, alleen telers een rol spelen.
Deuling: “Juist niet. Het gaat erom dat de telers in contact komen met de werelden van techniek en business development. Daar vandaan hebben we nu zo’n veertig partijen die meedoen. We noemen dat een ecosysteem omdat het samenspel tussen agro, techniek en business zich als een natuurlijk evenwicht kan ontwikkelen. Zonder een strenge regie bij ons vandaan.”
‘Ons’ dat zijn de drie oprichters van Innoveins: Pim Deulings eigen bedrijf Bluehub als business developer, tuinbouwonderzoeksbureau Botany en ingenieursbureau Blue Engineering.
Lees verder onder de foto.
Robotica en big data
“Maar zonder regie, en zonder gedwongen winkelnering. De clusters nemen de assistentie die ze bij het opzetten van hun eigen R&D-bedrijfjes nodig hebben van ons af, als ze dat willen. En als dat verder groeit hebben wij bij Innoveins sowieso niet alle competenties in huis. Dat zoeken we dan binnen dat ecosysteem, of erbuiten.”
Ecosysteem of netwerk, feit is dat de tuinbouw in tijden van robotica en big data de blik nadrukkelijk naar buiten hebben gericht, naar techniekbedrijven die tot voor kort volledig los stonden van de wereld van de groene vingers.
Ik stel de vraag: ja het werkt, maar hoeveel zijn er verkocht?
“En die techniekbedrijven die kijken op hun beurt ook met steeds meer interesse naar de wereld van agro en food. Want wat mensen in 2050 ook aan het doen zijn, eten moeten ze sowieso. Waar wij nu bij Innoveins mee bezig zijn, is de tuinders en de techneuten met elkaar te kunnen laten praten én daar vervolgens ook een commercieel verantwoorde businesscase van maken. Want hoe vaak gebeurt het niet dat er door ondernemers iets wordt ontwikkeld dat technisch precies doet wat het moet doen en dat commercieel toch mislukt. Tot 90% van alle new product development mislukt. Ik ben er om ook de vraag te stellen: ja het werkt, maar hoeveel hebben jullie er al verkocht?”
Op zoek naar plukrobot
De twaalf blauwebessentelers die begin december hun R&D bv ook daadwerkelijk hebben opgericht zijn bijvoorbeeld op zoek naar een plukrobot.
“Een bv. Dat is voor het investeren in dit soort onderzoek en ontwikkeling beter dan een coöperatie, waar iedereen in en uit kan. Je tekent voor een aantal jaren en je kunt de kennis die je samen ontwikkelt beter beschermen. En ook met enkel die telers als aandeelhouders. En geen (semi-)overheden, geen adviespartijen, geen afzet, geen robotbouwers. Die hebben een ander belang. Ik ga er zelf ook niet in zitten, hoe mooi ik sommige ontwikkelingen ook vind. Ik ben en blijf dienaar van het ecosysteem.”
Lees verder onder het bericht.
Maar je hebt natuurlijk wel een robotbouwer nodig?
Deuling: “Nou, je hebt allerlei vormen van kennis nodig. Bij het eerste gesprek met een robotbouwer zal blijken dat die techneut nog niet het begin van teeltkennis heeft. Nog niet weet of een blauwe bes aan een boom of een plant of een struik groeit en of de bes ’s zomers of ’s winters geoogst wordt. De kennis van de teelt is net zo belangrijk en net zo veel waard als de technische kennis. Die telers mogen wel wat meer empowered zijn, vind ik.”
Zijn ze te bescheiden als ze tegenover potentiële techpartners zitten?
“Dat ook weer niet. Telers onderschatten ook wel hoeveel kennis en ontwikkelkracht er nodig is voor alle user requirements die ze op tafel leggen. De tuinders en de techneuten leggen elkaar dus dingen uit. Dat is een continu spel van aanpassen van wensen en mogelijkheden. Met op de achtergrond dan nog de vraag hoeveel geld en risico beide partijen in het hele project willen steken. Dat probeer ik liefst al in de aanloopfase met de telers helder te krijgen. Willen ze zelf eigenaar van de robot worden, inclusief intellectueel eigendom? Zelf dus eigenlijk robotfabrikant en -verkoper worden? Dan kun je het beste met een engineeringspartij in zee gaan, die precies maakt wat jij wilt. En je maakt dan ook zelf uit of en hoe je die robot aan andere telers gaat verkopen. Maar dat hele ontwikkelingstraject is duurder en duurt langer.
Goedkoper en sneller is het als je met een maakpartij in zee gaat die een robot ontwikkelt met als doel er heel veel te gaan verkopen. Dan kun je als telersgroep bijvoorbeeld bedingen dat je het apparaat 12 of 24 maanden eerder krijgt dan de concurrentie en/of met een korting. Het belangrijkste is dat wat je aan waarde creëert ten goede moet komen aan in dit geval dat blauwebessencluster.”
Twaalf blauwebessentelers, het komkommercluster bestaat uit achttien telers, de aardbeientelers nu nog met zijn vieren. Niet te groot niet te klein?
“Het eerste contact bij zowel de blauwe bessen als de komkommers was met een grotere groep. Het Blauwe Bessen Platform met meer dan 40 leden en de Gewascoöperatie Komkommer met toen 72 leden. De groep die dan het cluster vormt en investeert in een eigen R&D-bedrijf is kleiner. Dat zijn de voorlopers die zelf aan het stuur willen. Ze moeten allemaal tijd, geld én kennis in het project willen steken. Als je alleen maar de knip trekt en ik zie wel wanneer ie klaar is, dan gaat die robot nooit doen wat jij wilt. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de techpartners. Daarnaast kan subsidie een mooie steun in de rug zijn om een project sneller en grootser te realiseren. Maar het moet echt ook zonder kunnen. Als een subsidie de basis is, dan zal het cluster stilvallen zodra het potje leeg is.”
Tuinbouwkennis exporteren, dat is meer waard nog dan alleen de producten exporteren
Kun je je voorstellen dat telers zich wel zorgen maken over het inbrengen van teeltkennis in een innovatieproject om vervolgens te zien dat de innovatieve teelttechniek over heel de wereld wordt verkocht?
“Ik ben er van overtuigd dat de Nederlandse tuinbouw de absolute wereldtop is in groene kennis. Daarin uitblinken en dat exporteren, dat is meer waard nog dan alleen de producten exporteren. Dat die technische tuinbouwkennis de wereld in gaat, dat hou je toch niet tegen. Dan kun je er maar beter zelf bij zijn en voorop lopen in die ontwikkeling. ‘Ja maar dan moet ik ook altijd aan de gang blijven’, hoor ik dan wel telers zeggen. Maar dat was dan geen teler die ook in het cluster is gestapt. Dat is ook een keuze, je liever helemaal op je teelt richten. Maar ik ben er ook van overtuigd dat de telers die geld willen steken in tuinbouwtechniek van de toekomst, in die toekomst ook een sterker bedrijf zullen hebben.”
Meer teeltclusters
Eind 2019 zullen er volgens Deuling zeker meer zijn dan deze drie afnemersclusters in komkommers, blauwe bessen en aardbeien. Er lopen gesprekken in nog een handvol andere teelten. En het is ook niet zo dat Innoveins alleen clusters laat groeien rond telersgroepen.
“We hebben ook een cluster dat zich vormt rond techbedrijf Priva. Innoveins legt daar de verbinding tussen wat Priva kan en wat telers onder glas en in het zachtfruit willen. Dat gaat dan vooral om data. ‘Wat wil ik als teler meetbaar maken?’ En dat dan vertalen in apparaten, dashboards, sensornetwerken, cloudtoepassingen. Ik ben er wel erg blij mee dat juist Meiny Prins dit met ons samen wil doen. Zij is toch degene die al heel vroeg het belang van clustering als organisatievorm heeft gezien. Dat is eigenlijk wel het zaadje geweest waar wij als Innoveins uit zijn gegroeid. De clustercompany als omgeving waar gevestigde bedrijven en startups elkaar kunnen ontmoeten. Mooi om daar deel van te kunnen uitmaken.”