Doorgaan naar artikel

Tuinder van speler tot speelbal in het kennisveld

Het systeem van open kennisuitwisseling heeft de Nederlandse tuinbouw groot gemaakt. Maar werkt dat nog steeds als techreuzen greep krijgen op digitaliserende en robotiserende voedselproductie, als de overheid kringlooplandbouw predikt en de laatste kleine telers botsen op de macht van markteconomie en marktwerking?

De Topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen schrijft een essaywedstrijd uit met als thema ‘het innovatiesysteem in de tuinbouw’. De gedachte daarachter is dat de sector de afgelopen decennia toch nog steeds erg naar binnen gekeerd is. Door het succes dat de tuinbouwbedrijven met die focus op het eigen wereldje tot nu toe hadden, zou de noodzaak voor continue vernieuwing onderschat worden. Vernieuwing die ook – en in deze digitaliserende tijden misschien wel juist – van buiten de groene sector zou moeten komen.

Kennisvoorsprong

Het is de laatste jaren vaker gehoord. Is die innovatiekracht, waar de tuinbouw zich op laat voorstaan, nog wel zo groot? Is de veronderstelde kennisvoorsprong er nog wel? En wie bepaalt er welke kennis het meest bevorderlijk is voor de sector? Zijn dat politici? Of hebben wetenschappers de wijsheid in pacht? Of toch de directeuren van de grote bedrijven in toelevering, techniek en handel? En de tuinder, is die in dit kennisveld ook nog een speler, of vooral speelbal?

Het succesverhaal

Tuinders die kennis in eigen kring zoeken en die daar ook vrijelijk delen, dat is sinds jaar en dag het succesverhaal geweest van de Nederlandse tuinbouw. Een sterk georganiseerde teelt, coöperatief van financiering tot en met afzet, heeft zich sinds het einde van de 19de eeuw 100 jaar lang in een steil omhoog gaande lijn ontwikkeld tot een ijzersterke sector. Daarbij, zeker na de Tweede Wereldoorlog, flink geholpen door de overheid, die zwaar investeerde in landbouwkundig onderzoek en in gratis voorlichting aan tuinders en boeren.

Lees verder onder de foto.

Spruittelers op veldexcursie in Zeewolde. - Foto: Joost Stallen

Spruittelers op veldexcursie in Zeewolde. – Foto: Joost Stallen

Voedselvoorziening en economie

De manier waarop de tuinbouw kennis verzamelt en gebruikt voor het bedrijf, is na de oorlog steeds sterk beïnvloed door het op dat moment heersende overheidsbeleid. In de jaren 50 en 60 was dat gericht op herstel van de voedselvoorziening en de economie. Toverwoorden waren toen ‘rationalisatie’ en ‘efficiëntie’. De vele kleine bedrijven werden via onderzoek, voorlichting en onderwijs van bovenaf doordrongen van de zegeningen van chemie en kunstmest, mechanisatie en schaalvergroting. Kennis stond ten dienste van een gezamenlijk maatschappelijk belang.

Kennis delen in studieclubs

De collectiviteit en de coöperatieve geest werkte in die jaren zo opmerkelijk goed, misschien wel juist door de snipperomvang van de nog vele duizenden tuinbouwbedrijfjes. Eén tuinder had 30 jaar geleden nog maar gemiddeld net 1 hectare glas of 5 hectare fruit en niet veel meer hectares vollegrondsgroenten. Kennis delen, in studieclubs en scholen, met kennisinstellingen en voorlichters en op proeftuinen en veilingen, dat was zo logisch als 1+1=2. Op eigen houtje iets uitproberen, daar was iedereen immers veel te klein en bescheiden voor.

Toverwoord marktwerking

In de jaren 80 en 90 begon de overheid aan een terugtrekkende beweging. Het toverwoord was toen marktwerking. Terwijl overigens de eerdere inzet op schaalvergroting juist in de tuinbouw stevig doorzette. Kennisontwikkeling en -deling veranderden van een publiek goed in een commerciële transactie tussen bedrijven, waaronder ook universiteiten en onderzoeksinstituten. Zuivere wetenschap als basis van de beste kennis kreeg op die manier concurrentie van de vraag welk onderzoek commercieel het beste in de markt ligt.

Commercialisering van de tuinbouw

De schaalvergroting en commercialisering van de tuinbouw stuitte 10 jaar geleden op de economische crisis. De politiek kwam toen met de mantra dat het economisch herstel zou moeten verlopen langs lijnen van verduurzaming. Nu pas lijkt dat goed vorm te krijgen in de door minister Schouten als het nieuwe model gelanceerde kringlooplandbouw.

Kringlooplandbouw

Wat die kringloopvisie betekent voor de agrarische kennisontwikkeling, daar heeft minister Schouten in haar 2 weken geleden uitgekomen Realisatieplan ook het nodige over gezegd. “Met het Groenpact werk ik samen met het bedrijfsleven en het onderwijs aan verdere vernieuwing van het onderwijs, aan innovaties in de praktijk en speel ik in op de veranderende arbeidsmarkt. Centraal staat kennisontwikkeling en kennisdoorwerking over kringlooplandbouw onder meer via lectorenkringen, praktijkgerichte onderzoeken, bijvoorbeeld in het programma praktijkkennis, en doorwerking van de nieuwste inzichten in curricula.”

Lees verder onder de tweet.

Digitalisering

Al dit jaar wordt bijvoorbeeld gestart met de omvorming van Groen Kennisnet (een project van WUR, de groene onderwijsinstellingen en de centra voor innovatief vakmanschap) tot “een interactief digitaal platform, zodat nieuwe inzichten sneller en meer op de praktijk toegesneden, beschikbaar komen voor beleid, onderwijs en het bedrijfsleven.” En ook wil Schouten het beroepsonderwijs sterker aansluiten op de LNV-inzet op precisielandbouw en digitalisering “door participatie in de proeftuinen, praktijkonderzoek en de ontwikkeling van een kringloopsimulator samen met studenten.”

Want kringlooplandbouw klinkt, zeker voor (glas)tuinders misschien nog wat zweverig en vaag, maar Schouten is helder over het ‘hoe’: “Digitalisering is van groot belang voor de transitie naar kringlooplandbouw. De Nationale Agenda Precisielandbouw is naar verwachting na de zomer klaar. Parallel daaraan laat ik dit jaar een onderzoek uitvoeren naar een landbouwdata-infrastructuur, waarbij de belangen van de agrariërs als uitgangspunt dienen.”

Robotisering

Begin volgend jaar staat een LNV-digitaliseringsvisie op de rol. In Wageningen start dit jaar het mede door LNV gefinancierde ‘Kennisprogramma Data Driven en High Tech’ waarin wordt gewerkt aan een nieuwe generatie van zogenaamde ‘agrobots’. Dit zijn kleine, lichte, ‘slimme’, autonoom opererende landbouwmachines waarmee nieuwe typen teeltsystemen kunnen worden gerealiseerd.

Lees verder onder de foto.

Dit jaar heeft Wageningen UR 5 rassen staan in de verroodproef. Ook nu weer levert verrood een meerproductie op, maar de verschillen tussen de rassen zijn groot: van 6 tot 28% hoger dan de referentie. - Foto: Gerard Boonekamp

Dit jaar heeft Wageningen UR 5 rassen staan in de verroodproef. Ook nu weer levert verrood een meerproductie op, maar de verschillen tussen de rassen zijn groot: van 6 tot 28% hoger dan de referentie. – Foto: Gerard Boonekamp

Handige oplossingen

En zo zouden we de rest van deze Groenten & Fruit kunnen vullen met een opsomming van kennisinitiatieven en innovatieplatforms, waarin overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen in telkens wisselende samenstellingen om elkaar heen cirkelen. Topsectoren, TKI‘s, Greenports, provinciaal, regionaal, internationaal, PPS‘en via NWO, WBSO, Europese subsidies …

Maar waar blijft in dit alles het denk- en oplossingsvermogen van de tuinder zelf? Als politici, bestuurders en directeuren elkaar de innovatie-euro’s toespelen, levert dat dan het beste rendement op bij de teeltbedrijven die het uiteindelijk toch allemaal moeten doen?

In de tijd dat die elk afzonderlijk nog te klein waren om als min of meer gelijkwaardige gesprekspartner te kunnen fungeren voor onderzoekers of machinebouwers, was het nog heel gewoon zelf handige oplossingen voor praktische problemen in elkaar te knutselen. Groenten & Fruit kon er jarenlang de zeer populaire rubriek Goed Gevonden mee vullen: slimme ideeën die door tuinders zelf tot werkende prototypes werden verheven.

Ideeën laten horen

Die laatste stap is in een tijd dat tuinbouwtechnologie alleen maar geavanceerder en ingewikkelder is geworden misschien niet meer te zetten. Maar de juiste vragen blijven stellen, dat is en blijft de taak van elke tuinder, vindt bijvoorbeeld tuinder-uitvinder Sjaak van Dijk in Pijnacker. Als de wetenschap aantoont dat diffuus licht onder bepaalde omstandigheden goed is voor de groei en de industrie komt met diffuus glas, dan moet de tuinder niet twijfelen om door te vragen naar een oplossing voor de periodes dat het gewas juist vraagt om helder glas. “Tuinders moeten te allen tijde hun wensen kunnen blijven uiten en hun ideeën kunnen laten horen. Anders krijgen we alleen nog standaard bedrijven met standaard techniek.”

Lees verder onder de foto.

Fruittelers bekijken een onkruidbestrijdingsproef op een door de NFO en een toeleveraar georganiseerde kennisdag. - Foto: Ton van der Scheer

Fruittelers bekijken een onkruidbestrijdingsproef op een door de NFO en een toeleveraar georganiseerde kennisdag. – Foto: Ton van der Scheer

‘Juist meer diepgang in vraaggestuurde kennis’

Het model van open kennisuitwisseling op de tocht? Annelies Hooijmans van Glastuinbouw Nederland ervaart juist meer diepgang in de manier waarop de glastuinders anno 2019 met elkaar kennis ontwikkelen en delen. “Het is doelgerichter geworden. Veel meer vraaggestuurd dan aanbodgestuurd.”
Hooijmans was bij LTO Groeiservice gewasmanager. Nu heeft ze netwerkcoördinator op haar visitekaartje staan. Ze geeft ook aan dat tuinders niet alleen bij elkaar gaan zitten om kennis bijeen te brengen over hun gewas. “Er zijn ook de warmteclusters. Het gaat ook over collectieve waterzuivering.”
Voorlichtingsbijeenkomsten
Wat volgens Hooijmans ook voor meer diepte zorgt is het feit dat behalve tuinders ook de inhoudelijk specialisten van de grote bedrijven aanschuiven bij die werkgroepen. “Dat geldt trouwens ook voor de excursiegroepen, die er natuurlijk ook nog steeds zijn. Wel wat minder, omdat er nu eenmaal ook minder tuinders zijn. En in een gewas als tomaat lopen de laatste tijd veel minder excursiegroepen, maar dat is vanwege alle bedrijfshygiëne. Daar organiseren we nu dus weer meer voorlichtingsbijeenkomsten.”
Een teruggang in de openheid die in de tuinbouw zou worden betracht herkent Hooijmans niet. “In meerdere gewassen is er nu juist een roep om totale onderlinge openheid. En een roep om meer plantgezondheidskennis en -onderzoek dat naar iedereen wordt gedeeld. Dat is immers een door alle tuinders gedeeld belang.”
Buurt-app
Een nieuwe vorm van collectiviteit die Hooijmans recentelijk ziet opbloeien, is die van polders met een eigen overleg over zaken als gewasbescherming en een eigen buurt-app. Het West-Brabantse glastuinbouwgebied Nieuw Prinsenland heeft sinds een jaar of 3 zo’n overleg. De ondernemers daar hebben studenten rondlopen die in de graskanten op en rond het gebied insecten scouten. Ze kijken samen wanneer de schapenkudde waar komt grazen om de boel kort te houden. En ze sturen appjes naar de hele groep als er een plaag in de kas wordt aangetroffen, zodat de ander weet wat hij kan verwachten.


Vollegrond verlangt naar collectiviteit

Vollegrondsgroenteteler John Stemkens in Neer zou graag zien dat de minister ook voor de vollegrond een algemeen verbindend verklaring afgeeft voor onderzoeksfinanciering, zoals bij de akkerbouw.

“We zien dat het collectief erg moeilijk te financieren is, voor goed onderzoek heb je geld nodig, en dat achteraf ophalen is erg lastig. We zien vanuit het verleden dat goed onderzoek bijdraagt aan een sterke vollegrondstuinbouw in Nederland om aan de top te kunnen blijven. Het wordt lastig als we dat niet kunnen continueren.

Kennis uitwisselen

Stemkens is voorzitter van de Vakgroep Open Teelten van de LLTB. Regionaal ziet hij wel dat studieclubs nog steeds functioneren als plekken waar telers met elkaar kennis uitwisselen. “Maar als het om de harde cijfers gaat, dan houden telers toch wel vaker de kaken op elkaar. En als er specifiek onderzoek moet worden gedaan naar een knelpunt, dan kijkt iedereen naar elkaar. Betaal jij niet dan betaal ik ook niet. Iedereen wil wel delen, maar liefst met iemand die rijker is.”

Productschap Tuinbouw (PT)

Dat er groepen bedrijven bij elkaar gaan zitten om dan onderling maar geld bijeen te brengen, dat tekent volgens Stemkens de zakelijker cultuur die in de tuinbouw is gaan heersen. Niet per se de manier om de gehele sector verder te helpen. “Het PT had niet moeten verdwijnen, maar had gereorganiseerd moeten worden, gepimpt, zoals dat tegenwoordig heet.”

Toch ziet hij wel een basis van mensen die willen samenwerken. “Als de nood maar hoog genoeg wordt. Als we straks alleen nog maar groene middelen ter beschikking hebben, dan zal er wel onderzoek gedaan móéten worden naar hoe we de bodem op orde kunnen houden.”


Bekijk meer

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin