Oud-groenteteler en voorzitter van LTO Vollegrondsgroente Jan Roefs is directeur bij het nieuwe Nederlands Centrum voor Mestverwaarding. NCM moet dé kennisautoriteit voor mestverwaarding worden. Concreet: stroomlijnen, verbinden, kennis bundelen en ontwikkelen en export verbeteren.
Jan Roefs heeft zijn wittebroodsweken achter de rug bij de nieuwe landelijke organisatie NCM (Nederlands Centrum voor Mestverwaarding). Die moet hét onafhankelijke kenniscentrum voor verwerking en (vooral) verwaarding van organische mestproducten worden.
Als nieuwbakken directeur brengt Roefs flink wat ervaring met zich mee. Hij was jarenlang mede-eigenaar van kunstmestfabriek N-xt Fertilizers, was voorzitter vollegrondsgroenteteelt voor LTO en zat in ook in het ZLTO-hoofdbestuur. Daarnaast was hij ruim 15 jaar boer (akkerbouw, groenteteelt en eerder ook varkenshouderij).
Nu richt hij zich fulltime op mestverwaarding. “Een visie vind ik te gemakkelijk, ik wil de keten al doende verbeteren. Het moet elk jaar beter gaan.”
Lees verder onder de foto
Waarom moest NCM er komen?
“Die reden is simpel: het schiet niet op met mest in Nederland, terwijl er zeker al een generatie over gesproken wordt. Boeren maken veel te hoge kosten voor hun afzet, de milieudruk is fors – zeker op zandgronden – en dan is er ook nog eens veel te veel.”
“Mest is in feite een waardevol product met eindige en zeer nuttige nutriënten. Maar het is lokaal niet altijd goed verdeeld en je moet er zorgvuldig mee omgaan. Op de lange termijn is dat de ‘license to be’ van veehouders. Door kennis te bundelen, de juiste nieuwe initiatieven op te zetten, partijen te verbinden en export te verbeteren, kan NCM hierin een belangrijke, onafhankelijke rol vervullen.”
Want dat is hard nodig?
“Ja, in de varkenshouderij moeten boeren gemiddeld € 20 en soms wel € 30 per kuub voor hun mestafzet betalen. Qua milieukosten is een Nederlandse boer bijvoorbeeld 12 cent per kilo vleesvarken meer kwijt dan zijn Spaanse collega. Dat telt allemaal serieus door.”
“En aan de andere kant halen we in delen van Nederland nog steeds de Europese nitraatnorm niet, terwijl die toch al in 1991 is opgesteld. Ik weet dat dit laatste meerdere oorzaken heeft, maar het mestgebruik is er zeker eentje van.”
‘Mensen associëren mestverwaarding met grote stallen en nóg meer dieren’
Maar dat zijn niet de enige pijnpunten, toch?
“Nee, het thema mest zit ook in een politieke patstelling. Er ontstaat geheid protest als ergens een nieuwe mestverwerkingsfabriek gebouwd wordt. Mensen zijn bang voor overlast of associëren mestverwaarding met grote stallen en nóg meer dieren. Soms is die weerstand heel begrijpelijk, maar een patstelling blokkeert alles. Daar schiet niemand wat mee op. Ook het milieu niet.”
Wat doet de sector zelf fout?
“Laat ik benadrukken dat ik heel veel respect heb voor datgene waar tal van ondernemers en anderen aan werken. Maar het is ook duidelijk dat we er nog lang niet zijn. Dat geldt zeker voor de melkvee- en varkenshouderij.”
“Er zijn veel redenen waarom mestverwaarding nu zo moeilijk is. Er kunnen problemen met de omgeving zijn; vergunningen die niet of met vertraging afgegeven worden. Maar de zekerheid van een stabiele mestaanvoer is ook een thema. Daarnaast is er een ontbrekende focus op afzet, is er onzekerheid over beschikbare technieken of kan een bedrijfsmodel zelf financieel onvoldoende uit. Er zo zijn er nog tig voorbeelden.”
“De gemene deler is dat de mestwereld veel te versnipperd is. Dat geldt voor mestverwerkers, maar ook voor onderzoeken, beschikbare technieken of innovaties. Het is niet gemakkelijk om het kaf van het koren te scheiden. Dit gijzelt in zekere zin de sector. Voor boeren is dat ook lastig. Zij kunnen uit zoveel opties kiezen, ze staan voor een oerwoud.”
Lees ook: Mest leveren die klant vraagt
Dat is waar NCM begint?
“Ja. Vorig jaar is er al een plan van aanpak gemaakt. Daaruit kwam duidelijk naar voren dat er veel behoefte is aan een onafhankelijk aanspreekpunt waar partijen voor informatie en kennis terecht kunnen en waar ze knelpunten kunnen melden. Dat geldt voor boeren, maar ook voor mestverwerkers, -exporteurs, overheden en kennisinstellingen.”
‘NCM is géén commerciële organisatie. Het is dus niet ‘u vraagt, wij draaien”
“Ik zal veel als coördinerend ‘oliemannetje’ fungeren en partijen bij elkaar brengen. Verder ben ik het schakelpunt tussen sector en overheden en probeer ik regels en praktijk op elkaar af te stemmen. Onafhankelijkheid staat daarbij nadrukkelijk centraal. NCM is géén commerciële organisatie. Het is dus niet ‘u vraagt, wij draaien’.”
Geeft u eens een voorbeeld van uw rol als ‘oliemannetje’ tussen sector en overheden?
“Een actueel thema is de harmonisering van lozingseisen. Bij mestverwerking is het vaak een uitdaging om zo veel mogelijk water uit de mest te halen. Zo kan dit water worden geloosd in omringende sloten. Hier gelden uiteraard eisen voor, maar de 22 waterschappen hebben elk hun eigen beleid. Als hier één lijn in komt, heeft dat voordelen. Er ontstaat meer duidelijkheid voor de sector en de waterkwaliteit is ook beter geborgd.”
“Een ander voorbeeld is dat de provincie Noord-Brabant nu bezig is met een conferentie over de internationalisering in mest. Daar word ik intensief bij betrokken zodat de goede partijen aan tafel komen. Ook hier is het belangrijk dat ik niet optreed als belangenbehartiger voor wie dan ook. Het gaat er juist om dat ik met die grondhouding winst kan behalen voor sector én overheid.”
Bijna 5% meer mestaanvoer in 2017De druk blijft op de ketel staan op de Nederlandse mestmarkt. Tussen 2016 en 2017 steeg de mestaanvoer van 36,92 tot 38,61 miljoen kilo fosfaat (cijfers op basis van 75 operationele installaties). Extra verwerkingscapaciteitDit vertaalt zich in de animo voor extra verwerkingscapaciteit. Voor dit jaar staan investeringen voor 12 miljoen kilo fosfaat gepland. In 2017 was dit nog 4 miljoen kilo fosfaat. Dat blijkt uit cijfers van Bureau Mest Afzet. |
Mestverwaarding draait ook om export, wat is daarin uw rol?
“Bedrijven zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor hun mestafzet. NCM kan hen echter wel helpen. Dat is niet alleen in het belang van de sector. Het draagt er ook aan bij om tot een circulaire landbouw te komen. In die exportgebieden vervangt het namelijk kunstmest en dat verbetert de footprint omdat gewasopbrengsten stijgen. NCM kan dan nieuwe markten verkennen en bedrijven helpen bij de toegang tot die markten.”
“Een voorbeeld hiervan is het wegnemen van barrières vanwege veterinaire regelgeving.
Concreet heb ik de afgelopen maanden een bijdrage geleverd aan handelsmissies in Roemenië en Tsjechië. Ook zullen Nederlandse bedrijven de komende maand aanwezig zijn op een beurs voor akkerbouwers in Polen. In deze landen liggen in potentie kansen. De bodem is vaak erg fosfaatarm en is er weinig vee. Maar dat wil niet zeggen dat telers daadwerkelijk behoefte hebben aan dierlijke mest uit Nederland. Ook is het niet vanzelfsprekend dat zo’n Nederlands product qua prijs concurrerend genoeg is als alle logistieke kosten meegeteld worden.”
“Kortom, een gemakkelijke oplossing is er meestal niet. NCM kan helpen dit duidelijk in beeld te krijgen en mee te werken aan oplossingen hiervoor.”
Wat zijn nu de belangrijkste aandachtsgebieden van NCM?
“Hoewel de mestproductie niet stijgt, zal de druk op de mestmarkt eerder toe- dan afnemen. Voorbeelden zijn de fosfaatnorm die volgend jaar fors daalt op percelen met een hoge fosfaattoestand en de AGR-GPS-verplichting die transport moeilijker maakt. En dan worden de mestregels in Duitsland en Frankrijk naar verwachting ook nog aangescherpt.”
“Dat vraagt zeker aandacht, maar NCM richt zich eerder op structurele dan op korte termijnoplossingen. Dat begint met een heldere analyse. Er is in het verleden namelijk ontzettend veel werk verzet en er zijn veel onderzoeken gedaan. Echter, die informatie ligt overal verspreid. Het is heel belangrijk om dit eerst goed in kaart te brengen en vervolgens via een website te publiceren. Die informatie kan immers als basis dienen voor nieuwe projecten.”
“Daarnaast ben ik bij behoorlijk wat nieuwe initiatieven betrokken. Belangrijke thema’s zijn onder meer marktoriëntatie en de verwerking van de waterige fractie.”
U bent aangesteld als directeur van NCM, maar ik neem aan dat u niet alles alleen kunt doen?
“Nee, ik ben nu alle kennis en innovaties over mestverwerking en -verwaarding aan het bundelen. Dat kost veel tijd en daarom ben ik een samenwerking aangegaan met de HAS in Den Bosch. Ik ga sowieso de kar niet alleen trekken bij NCM. Zo zijn we op dit moment op zoek naar een specialist binnen onze organisatie. Daarnaast wil ik vooral veel samenwerken met externe partijen als de situatie daar om vraagt.”
Heeft NCM de komende jaren ook voldoende financiële armslag?
“Ja, voor de eerste 3 jaar. Voor die periode werken we met een begroting van € 350.000 tot € 400.000. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit draagt hier voor het grootste gedeelte aan bij. Andere partners zijn de (meeste intensieve) provincies Noord-Brabant, Limburg, Gelderland en Overijssel. Ook LTO, POV, Nevedi, slachterijen en partijen uit de zuivelketen zijn onder meer betrokken.”