Biostimulanten kunnen planten helpen beter te groeien, maar de claims zijn nauwelijks onderbouwd. Test zelf biostimulanten; leg een praktijkproef aan.
Naast meststoffen en bestrijdingsmiddelen dient zich een nieuwe groep aan om planten te helpen beter te groeien, die van de bodemverbeteraars en plantversterkende middelen, oftewel de biostimulanten.
Om planten goed te laten groeien en ziektevrij te houden, kon de landbouw decennialang leunen op een keur aan meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Dat is nog steeds zo, maar het aanbod ervan staat onder druk. Of, zoals Piet Boonekamp, voorzitter van Artemis (vereniging van producenten en handelaren in biologische bestrijders en biologische middelen), het verwoordt: “Voor de 19de eeuw geldt: we konden niets, voor de 20ste eeuw: we konden alles en voor de 21ste eeuw is de situatie: we mogen steeds minder.”
Tel daarbij op dat het weer extremer lijkt te worden, en planten ook daardoor in stressvolle omstandigheden kunnen raken. Zie daar de voedingsbodem voor het ruime en snel groeiende aanbod aan veelbelovende biostimulanten.
Zelfstandig adviseur Aad Termorshuizen schat de potentiële marktomvang op € 1 miljard in Europa. Inmiddels zijn er zo’n 100 fabrikanten en staan er maar liefst 1.000 middelen als biostimulant te boek. Termorshuizen is specialist bodemkwaliteit en plantenpathogenen en verdiepte zich op verzoek van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging (KNPV) in de markt en de potentie van biostimulanten.
Wat doen biostimulanten?
Een biostimulant helpt de plant om voedingsstoffen efficiënt te gebruiken of beter bestand te zijn tegen abiotische stress, zoals die door droogte. Ook kan een biostimulant de kwaliteit van de oogst verbeteren.
Biostimulant: geen voedingsstof, geen bestrijdingsmiddelDe voorlopige Europese definitie van een biostimulant luidt: een biostimulant voor planten is een bemestingsproduct dat de voedingsprocessen van een plant stimuleert onafhankelijk van het gehalte aan nutriënten van het product, met als enige doel één of meer van de volgende eigenschappen van de plant verbeteren:
Biostimulanten worden onderverdeeld in twee groepen. De eerste groep zijn biostimulanten op basis van micro-organismen, zoals bacteriën. De tweede groep zijn stoffen op basis van organisch materiaal en stoffen op basis van anorganisch materiaal, zoals silicium en seleen. Het aantal biostimulanten loopt in de honderden, misschien zijn het er wel meer dan 1.000. |
Welke biostimulanten zijn er?
Het aantal biostimulanten gaat richting de 1.000. Er zijn algen- en zeewierextracten, maar ook humuszuren en compostthee. Ook is er biochar als bodemverbeteraar, een houtskoolachtige stof die ontstaat door pyrolyse, waarbij organisch materiaal onder zuurstofloze omstandigheden verhit wordt tot boven 350 graden. Dan zijn er nog biofertilizers, zoals Bacillus spp., Trichoderma spp. en Pseudomonas spp. Ook zijn er symbionten, waaronder mycorrhiza-schimmels en N-binders als rhizobium bij sojabonen. Producten met eiwitten, aminozuren en compost als bodemverbeteraar rekent Termorshuizen eveneens tot de groep biostimulanten.
Kenmerk van commerciële biostimulanten is dat ze vaak boven- en ondergronds toepasbaar zijn én op veel gewassen en bodemtypen
Onder het commerciële aanbod zitten veel producten die een combinatie van genoemde biostimulanten bevatten. Een kenmerk is dat ze vaak boven- en ondergronds toepasbaar zijn én op veel gewassen en bodemtypen.
‘Claims over effecten biostimulanten niet te verifiëren’
Voor wie het aanbod aan biostimulanten al duizelt, de claims van de effecten ervan maken de chaos nog groter. Deze zijn bijna oneindig. Ze doen die van de Haarlemmer olie als middel tegen alle kwalen verbleken. “Veel claims zijn niet verifieerbaar”, constateert Termorshuizen. “En dat moet veranderen, willen biostimulanten geloofwaardig worden.” Zo is volgens hem onduidelijk wat ‘versterking van de fysiologische reacties’ inhoudt. Ook een kwalificatie als ‘goede’ micro-organismen valt niet te verifiëren. Termorshuizen heeft grote twijfel bij de vaak meervoudige positieve effecten die fabrikanten hun middelen toedichten, en dan ook nog op veel, zo niet alle gewassen. “Meestal zijn de claims niet onderbouwd met gedegen onderzoek.”
Na gedegen onderzoek soms tegenvallende resultaten
Waar wél serieus is onderzocht, vallen de resultaten nogal eens tegen. De geclaimde effecten komen vaak niet naar voren. Ook worden effecten onder laboratoriumomstandigheden door fabrikanten een-op-een doorvertaald naar de praktijk. Vaak ten onrechte.
Soms echter werkt een biostimulant wel. Termorshuizen noemt het effect van de schimmel Bradyrhizobium japonicum (rhizobium) bij soja aangetoond. Sojabonen leven in symbiose met deze schimmel. Extra toevoegen ervan aan zaad of aan de grond zorgt voor meer N-fixatie dan er van nature is. Dat bewerkstelligt een snellere weggroei en een hogere productie, maar het effect verschilt per ras. “Maar dan zie je ook weer dat sommige producenten van biostimulanten met deze wetenschap aan de haal zijn gegaan door andere stikstofbindende bacteriën ook deze eigenschap toe te dichten, terwijl de wetenschap die werkzaamheid juist weer betwijfelt.”
Tenslotte geldt dat veel onderzoek is uitgevoerd in Zuid-Europa. Resultaten daarvandaan gelden niet vanzelfsprekend ook voor Nederlandse akkers en gewassen.
Test zelf biostimulanten Veel onderzoek naar de werking van biostimulanten geeft geen antwoord op de vraag of ze echt werken. Áls de claims van goede werking überhaupt al gestoeld zijn op onderzoek, is het bovendien nog maar de vraag of die ook gelden onder uw teeltomstandigheden in uw gewas. Om toch een beeld te krijgen van een veelbelovende biostimulant kunnen telers een praktijkproef aanleggen, samen met de leverancier en/of collega’s die onder dezelfde omstandigheden boeren. 11 tips om met een praktijkproef bruikbaar resultaat te boeken:
|
Natuurlijke biostimulanten sorteren meeste effect
Ondanks vaak tegenvallende effecten van biostimulanten en niet waargemaakte beloftes ziet Termorshuizen zeker een toekomst voor biostimulanten. Het is niet zo dat er nooit resultaat wordt geboekt. De algemene opvatting is dat je het meeste effect mag verwachten van biostimulanten of bodemverbeteraars die van nature al in de plant of de bodem aanwezig zijn. Dat sluit immers aan bij de al heersende omstandigheden.
‘De tijd van ’ killende’ middelen is voorbij. We moeten wennen aan een lager rendement van een bestrijding’
“De tijd van killende middelen is voorbij. We moeten wennen aan een lager rendement van een bestrijding, hoewel chemische middelen natuurlijk ook niet alle ziekten of plagen voor 100% bestrijden. Ik zie de toekomst vooral in de combinaties met niet-chemische middelen, maar dat vraagt een aanpassing in het toelatingsbeleid en de wetgeving. De huidige gewasbeschermingswet is gebaseerd op hoe chemische middelen werken en dat wringt met de wijze waarop biologische middelen hun werk doen.” Kortom, het laatste woord over biostimulanten en hun rol in de gewasbescherming is nog lang niet gezegd. Veel moet nog geregeld worden, veel nog onderzocht.
Mede-auteur: Stan Verstegen