De proef met bewaarpeenrassen van Nunhems maakt in dit probleemrijke seizoen goed duidelijk dat het veel uitmaakt welk ras je op welk perceel zaait. De verschillen zijn enorm.
Namen en rugnummers van peenrassen en -telers geven ze niet direct bij Nunhems. Eerst een onbevooroordeelde mening vormen. Roland Koets van veredelaar Nunhems, onderdeel van Bayer Vegetable Seeds, neemt uitgenodigde telers en zaadverkopers mee langs de bewaarpeenproef die het bedrijf jaarlijks doet. Nunhems heeft twee doelen met deze proeven: informatie vergaren over (nieuwe) peenrassen en klanten laten zien wat er nog meer op de wereld is behalve het standaard ras. De feedback van bezoekers gaat mee de veredelingskas in.
Dit jaar staan de peenmonsters uitgestald in een koele kas in het Limburgse Baarlo. De wortelen komen uit allerlei teeltregio‘s, zodat kan worden beoordeeld hoe verschillende rassen het onder bepaalde omstandigheden doen. Oftewel: welk ras past het beste bij mijn teeltdoel?
Uit de proefresultaten rollen ook teeltadviezen voort. “In tegenstelling tot het geluid uit de markt, zit er weinig slijtage in deze bio-peen”, ziet Koets. “Waarschijnlijk omdat we vroeg hebben gerooid. Dan gaat het product vitaal de koeling in. Onze ervaring is dat je bio-peen beter laat kunt zaaien, vroeg rooien. Goed voor de vitaliteit. Bovendien verlaagt een kort groeiseizoen het risico op onkruid en andere ellende.”
Strakke lijnen
De kistjes staan in strakke lijnen uitgestald op teler en op ras. Afhankelijk van hoe je er voor staat, zijn de horizontale lijnen dus telers en verticale rassen, allemaal bewaard en gewassen. “Behalve de bekende rassen staan ook onze nieuwe nummers ertussen”, vertelt Koets. “Maar het kan best zijn dat ze afvallen en telers ze dus nooit in de praktijk te zien krijgen. Dat is een langdurig traject”.
“In deze rij zien we één ras van negen verschillende percelen”, toont Robert Oostveen, peenveredelaar bij Nunhems. “De inhoud van elke krat is anders. Dat zien we elk jaar. Hoe en waar er wordt geteeld verklaart de variatie.”
Opvallend is een rij verschillende rassen van één teler – deze boert in Flevoland – waarin alle kistjes duidelijk voller zijn dan de rest. Daar groeit peen dus goed. Verderop toont Oostveen een rij rassen van een Fries perceel. We zien in veel kistjes wat aantasting van phytophthora, ook wel ringrot genoemd, maar één monster zit er echt finaal onder. “Dit deel van het perceel lag wat lager en daar bleef water staan. Dat heeft tot deze aantasting geleid. Maar dit is wel heel erg veel, hoor. Het is een nieuw ras uit onze koker en die gaan we zeker niet meer terugzien.”
Phytophthora, in peen gaat het om een grondgebonden variant, komt veel voor dit seizoen. De schimmel gedijt goed in de natte omstandigheden. Bovendien ontwikkelt het zich verder in de bewaring, dus telers willen het niet binnen rijden. Monsters spoelen, al vlak voor en in de oogstperiode, voorkomt dit voor een groot deel.
Resistenties zijn hoofdthema
Resistenties zijn het hoofdthema in de veredeling, aangezien ziekten door de klimaatverandering niet minder zullen voorkomen in de toekomst. Hoewel het nu alweer een paar jaar rustig was op phytophthoragebied. “Het is onvoorspelbaar waar telers tegenaan lopen. Volgend jaar kunnen zwarte vlekken juist weer aan de orde zijn, wie weet. Ons doel is om zoveel mogelijk problemen te voorkomen met goed zaad. Het kan het verschil maken tussen € 0 of een fatsoenlijke prijs.”
Koets: “Je kunt van alles in de markt zetten, maar het moet wel toegevoegde waarde hebben en de zekerheid geven dat je er zo weinig mogelijk ellende mee krijgt. Daarmee zijn deze proeven onderdeel van het ontwikkeltraject van nieuwe peenrassen.”
De troef van Nunhems is kiemkracht, zegt Oostveen. “Dat zie je in deze proeven duidelijk terug. De opkomst was afgelopen seizoen soms moeilijk. Dat zie je aan de opbrengsten. Een goede kiemkracht biedt meer kans van slagen en daardoor een uniformer gewas.”
De resultaten van de proeven worden geanalyseerd en onder meer gebruikt in de zaadverkopen.