Hoe kun je ervoor zorgen dat dingen waar eigenlijk niemand tegen kan zijn dan ook wel echt gebeuren?
Er zijn dingen waar je niet of nauwelijks tegen kunt zijn en die toch in de praktijk te weinig gebeuren. Kringlooplandbouw bijvoorbeeld. Of al van jongsaf aan genoeg groente eten.
Dat laatste eerst even. De Nijmeegse Radboud Universiteit heeft onderzoek gedaan naar kinderen van 10 tot 12, die een 17 lessen lang schooltuinprogramma volgden. Vlak na de lessen en een jaar later nog steeds herkenden ze meer groente dan vóór de lessen. En ook wisten ze veel beter wat ze lekkere groente vonden.
In plaats van het onbekend-maakt-onbemind-motto ‘Groente, nee getsie’ door de supermarkt te laten schallen, zeggen deze kinderen nu, ‘Lekker tomaatjes!’ of ‘Courgette, jammie!’ Het ligt voor de hand, maar toch fijn dat het toch maar even precies is onderzocht: het aanleggen van schooltuintjes op basisscholen heeft zin!
Kringlooplandbouw populariseren
Schoutens kringlooplandbouw dan. Ik heb het niet wetenschappelijk onderzocht, maar ik vermoed dat het confronteren van boeren, burgers en buitenlui met alleen al deze term de populariteit ervan doet toenemen. Want wie kan er op tegen zijn als boeren en tuinders bij het produceren van ons voedsel hun afval niet zomaar laten slingeren en het milieu in laten sijpelen, maar het voor nieuwe productie inzetten.
Ja maar… hoe dan?!
Wie had verwacht dat aan Schoutens Landbouwvisie harde wet- en regelgeving vast zou zitten en nog hardere termijnen voor het stap voor stap verbieden van chemische rommel die als verliezen in een kringloop geen pas hebben, die roept nu: “Ja maar… hoe dan?” Die vraag vist naar langere antwoorden op ingewikkelde problemen. Een langer antwoord op het probleem van ongezond eten en obesitas dan alleen maar schooltuintjes. En een langer antwoord op een verre van klimaatbestendig of sociaal rechtvaardig voedselsysteem dan alleen maar een Hollandse Landbouwvisie over kringlooplandbouw.
Wie kan wie wat leren?
Te denken dat de minister het met wetten en glasheldere do’s & don‘t’s zou gaan vertellen, suggereert echter dat zij de juf is en de Nederlandse boeren en tuinders leerlingetjes in groep 7 en 8.
De technische kant van dat ‘hoe dan?’ daar hebben de boeren en tuinders veel meer verstand van dan de minister.
Maar zo is het niet en erkent Schouten erkent dat met deze manier van beleidsvorming ook. De technische kant van dat ‘hoe dan?’ daar hebben de boeren en tuinders en ons onvolprezen leger van onderzoekers en voorlichters immers veel meer verstand van dan de minister.
En hoe ze dat nieuwe, maar eigenlijk heel oude principe van kringlooplandbouw kunnen combineren met efficiënt produceren, ook dat hoeft toch geen ambtenaar de Nederlandse boeren en tuinders te vertellen. Daar zijn ze ook allang mee aan het werk. Vandaar de positieve reacties op Schoutens visie, die daar niet op voorhand allerlei wettelijke muren omheen metselt. Sterker zelfs: die belooft verouderde wettelijke beperkingen op innovatie uit de weg te zullen ruimen.
Bullebakken op het schoolplein
Maar Juf Carola maakt gelukkig wel duidelijk dat ze mee kijkt, met de ijverige werkende en druk overleggende jongens en meisjes in de ketens en in de maatschappij. Bijvoorbeeld als het gaat om de sociaal-economische gevolgen die de kringlooplandbouw heeft op de bedrijven en in de markt. Dat niet die grote jongens van de supermarkten blijven bullebakken en er alweer met alle knikkers vandoor gaan.
De geboorte van het schooltuintjesmodel? Welnee, gewoon een herwaardering van het goeie ouwe poldermodel.