Vroeger ging het landbouwbeleid over productiviteit en inkomen, nu over het beleid zelf.
Ik was de afgelopen dagen in Finland en had tijd voor een lang gesprek met Tuomas Kuhmonen. Tuomas is landbouweconoom en een belangrijke onderzoeker en adviseur op dat terrein in Finland en Europa. Ik ken hem al heel lang, hij heeft ooit stage bij me gelopen op het Landbouw-Economisch Instituut (LEI), meer dan 30 jaar geleden.
Tuomas heeft recent een paar boeiende artikelen gepubliceerd over het Europees landbouwbeleid. Eentje daarvan gaat over de prioriteiten van dat beleid. Hij heeft systematisch een groot aantal beleidsstukken van de Europese Commissie doorgespit, van 1957 tot 2013. Daaruit heeft hij genoteerd wat volgens de Europese Commissie de belangrijkste beleidsproblemen voor de jaren erna waren. Dat levert een boeiend overzicht van hoe de problemen en het beleid veranderd zijn.
Landbouwbeleid van 1957 tot 2013
In de vroege jaren ging het allemaal om verhoging van de productiviteit van de landbouw, en om hogere inkomens (samen 48%). Niet zo gek, het is de tijd dat Mansholt het beleid op poten zette.
In de daarop volgende periode (1968-‘84) gaat het meer om de onbalans van de markt. In die periode zijn er boterbergen en wijnmeren, de productie groeit snel en Europa weet er zich geen raad mee. Bijna een kwart van de in die periode genoemde problemen heeft daarop betrekking. In de periode daarvoor werden ze nauwelijks genoemd. De periode eindigt met de invoering van de superheffing en een paar jaar later de MacSharry-hervormingen. De overschotten verdwijnen daarmee van de beleidsagenda, maar nieuwe problemen doemen op.
In de periode 1985-‘99 komt in beeld dat het landbouwbeleid inefficiënt is en eenvoudiger en beter moet
Van 1985 tot 1999 gaat het steeds meer over milieuvraagstukken en over de negatieve effecten van intensieve landbouw. Die problemen maken dan een kwart uit van alle opgesomde beleidsvraagstukken. In die periode komt er ook een andere categorie problemen in beeld: het beleid zelf is inefficiënt, het werkt niet goed, het moet eenvoudiger en beter (19%). Ook regionale verschillen worden dan benoemd als vraagstuk (15%), terwijl de traditionele boerenproblemen als inkomen en productiviteit steeds minder op de voorgrond treden (niet 48%, maar 17%).
In de meest recente periode (2000-‘13) blijft milieu hoog scoren, maar het grootste vraagstuk wordt het beleid zelf!
In de meest recente periode (2000-‘13) blijft milieu hoog scoren, maar de grootste categorie wordt het beleid zelf! Van alle in die periode genoemde vraagstukken gaat ongeveer een derde over hoe het anders moet met het beleid en de beleidsinstrumenten.
Steeds meer beleidsmaatregelen, van waterkwaliteit tot dierenwelzijn
Dat komt vooral omdat er steeds meer doelen zijn waaraan het beleid een bijdrage wil leveren, van waterkwaliteit tot dierenwelzijn. Logisch dat het beleid dan ingewikkelder wordt. Een beleidsmaatregel die het ene probleem bij de kop pakt, leidt dan al snel tot nieuwe problemen op andere vlakken. Dat krijg je als je denkt dat de wereld in al haar facetten maakbaar is: opnieuw mijn pleidooi voor een meer bescheiden landbouwbeleid.