Een week in Ethiopië heeft me van de relatieve rijkdom rond de groentetuinen in de hooglanden bij Addis Abeba gebracht naar de overlevingsstrategieën van de rondtrekkende veehouders in de noordelijke regio Afar.
Hier loopt een fijne lijn tussen leven, overleven en sterven.
Ook in het arme Afar wordt groente geteeld. Vrouwengroepen, gesteund door de Nederlandse ontwikkelingsorganisatie Cordaid, betelen hun achtertuintjes om zelf van te eten maar ook om wat naar de markt te kunnen brengen. En u raadt het al: de tomatenprijs is hier ook al niet best. Voor een kilo tomaten kregen deze vrouwen vorig jaar 20 birr. Dat is 80 cent. Gezien de productie die men hier in de open grond haalt, bij temperaturen tussen 40 en 50 graden in het natte zomerseizoen, is dat niet om over naar huis te schrijven. Of in dit geval, toch ook weer wel.
In de tuintjes staat ook wat maïs en wat sorghum voor het bakken van brood. Maar echt wat geld overhouden doen ze alleen maar met het telen van graszaad. Want het is hier veehoudersgebied. De vrouwen met de tuintjes zijn in Afar uitzonderingen. De meeste gezinnen hier trekken rond met hun vee, van weidegrond naar weidegrond. Meestal door gebieden die wij voor woestijnen zouden aanzien of in de heuvels en bergen voor krukdroge bosgrond, waar alleen maar taaie struiken en bomen vol doorns groeien.
Gevaarlijke gaten
Langs de zeldzame permanente rivieren of op plekken waar in de regentijd rivieren lopen is het wat natter en kan er met dat graszaad gras geteeld worden dat als veevoer kan dienen. Maar doorgaans is het een kwestie van op de juiste tijd naar de juiste gronden trekken om zo het jaar door te kunnen komen. Dat is al niet makkelijk. Maar het wordt nog een stuk moeilijker als die beste gronden in de buurt van water worden vergeven aan buitenlandse investeerders, die in deze droge regio exportgewassen willen telen. Hier gaat het niet zozeer om de groente en het fruit en de bloemen die Nederlanders in Ethiopië (helpen te) produceren, maar wel om suikerriet en katoen. De investeerders kunnen zich de beste gronden langs de rivieren permitteren. De herdersfamilies worden steeds verder de droogte in gedrongen. In hun systeem van het trekken van weidegebied naar weidegebied vallen zo gaten. Gevaarlijke gaten.
Kleine coöperaties
Men probeert ook hier met (nog kleine) coöperaties wat meer vat te krijgen op de markt. Om deel uit te kunnen gaan maken van de geldeconomie. En misschien zelfs een gezamenlijke buffer te kunnen opbouwen, die in noodgevallen kan worden aangesproken om voedsel of om medische zorg te kopen. Zaken die hier eigenlijk altijd schaars zijn. De handelaren hebben het nu nog voor het zeggen. En hoe moeilijk dat om te buigen is, dat weten we allemaal. Maar hoe moeilijk het leven hier is, pijnlijk bekneld tussen de hardheid van de natuur en de hardheid van de moderne economie, dat kun je pas vaag vermoeden als je er zelf – al is het maar heel even – getuige van bent.
Verder naar deel 3 van de driedelige weblogserie over Ethiopië