Doorgaan naar artikel

Zo stel je je ploeg goed af

Goed ploegen is meer dan de ploeg afstellen. Ook de combinatie trekker en ploeg moet goed zijn. Een aantal punten van aandacht.

Hoe je de ploeg afstelt, zou gesneden koek moeten zijn, maar in de praktijk worden toch nog geregeld punten over het hoofd gezien. Geen nieuws onder de zon, maar de kennis opfrissen blijkt toch af en toe nuttig. De tijd van de 2- en 3-schaar ploegen is niet voorbij, maar die raken wel steeds meer op de achtergrond. In marktaandeel begint de 5-schaar het al te winnen van de 4-schaar, en ook 6- en 7-scharen zijn geen uitzondering meer.

Basisafstellingen

Hoewel de principes niet veranderen, vergt de aanschaf van een andere ploeg of trekker voor de gebruiker vaak weer even wat nieuwe aandacht. “De trekkers en banden worden groter en dan zie je nog wel eens dat het begrip spoorbreedte niet de aandacht krijgt die het verdient”, stelt Hans Hoogland, verkoopleider van Lemken in Nederland. “Aan een basisafstelling als lengte van de hefstangen wordt soms toch niet gedacht”, noemt productmanager bij Kverneland Benelux Michiel Kisteman als een van de betrekkelijke kleinigheden die in de praktijk worden vergeten, maar wel bepalen of de ploeg goed werk levert.

Het is een basisafstelling, maar wordt nog wel eens vergeten: zorg dat de hefstangen links en rechts een gelijke hoogte hebben. Controleer dat voor de ploeg wordt aangekoppeld. Op een vlakke vloer kun je de hoogte van de vanghaak tot de grond meten, maar het beste is om de lengte van de hefstangen te meten. Ook met aangespannen ploeg is dat te meten en corrigeren, maar allicht minder handig. In het werk moet de stabilisatie losstaan. De ploeg moet vrij ten opzichte van de trekker kunnen bewegen. - Foto: Henk Riswick

Het is een basisafstelling, maar wordt nog wel eens vergeten: zorg dat de hefstangen links en rechts een gelijke hoogte hebben. Controleer dat voor de ploeg wordt aangekoppeld. Op een vlakke vloer kun je de hoogte van de vanghaak tot de grond meten, maar het beste is om de lengte van de hefstangen te meten. Ook met aangespannen ploeg is dat te meten en corrigeren, maar allicht minder handig. In het werk moet de stabilisatie losstaan. De ploeg moet vrij ten opzichte van de trekker kunnen bewegen. – Foto: Henk Riswick

Testen en demo’s hebben al vaker bewezen dat goed afstellen van de ploeg en afstemmen van de trekker op het ploegwerk wel tot 25% brandstofbesparing kan opleveren. Maar goed afstellen kan ook het verschil maken tussen wel of niet kunnen ploegen.

Elektronisch ploegen

Er zijn inmiddels ploegen te koop die vrijwel volledig vanuit de trekker worden ingesteld. “Erg handig, maar ook een verleiding om alleen af te stellen op hoe het ploegwerk oogt”, stelt Leonard Mol van Rumptstad-Steketee. Het ploegwerk moet niet alleen vlak liggen, maar er moet ook overal even diep worden geploegd. En de eerste schaar moet dezelfde snijbreedte hebben als de rest.

Bij wisselende zwaarte van grond zal door de trekkrachtregeling van de hefinrichting ook de ploegdiepte wat variëren. Want anders dan in de volksmond vaak wordt gezegd, werken we bij ploegen niet met een hefinrichting met diepteregeling. Een subtiele wisseling van ploegdiepte geeft ook een subtiele verandering van de stand van de trekker en vergt voor ideaal ploegwerk dus ook een subtiele aanpassing van de overbuik-overrugverstelling.

Iedere procent wielslip is ook een procent extra brandstofverbruik; 0% bestaat niet, maar banden, bandenspanning en gewichtsverdeling bepalen of je het optimale benadert. Vuistregel is dat een trekker een hoeveelheid frontgewicht nodig heeft dat gelijk is aan het gewicht van de ploeg. Hoewel we vanuit het oogpunt van bodemverdichting het liefst een lichte trekker inzetten, is voor trekkracht helaas ook een hoeveelheid gewicht nodig. - Foto: Koos Groenewold

Iedere procent wielslip is ook een procent extra brandstofverbruik; 0% bestaat niet, maar banden, bandenspanning en gewichtsverdeling bepalen of je het optimale benadert. Vuistregel is dat een trekker een hoeveelheid frontgewicht nodig heeft dat gelijk is aan het gewicht van de ploeg. Hoewel we vanuit het oogpunt van bodemverdichting het liefst een lichte trekker inzetten, is voor trekkracht helaas ook een hoeveelheid gewicht nodig. – Foto: Koos Groenewold

Oude wijsheden

Instructiebladen uit de oude doos gelden nog steeds, maar zijn meestal nog gebaseerd op een 2-schaar en een trekker op 1,50 meter spoorbreedte. Dat stamt uit de tijd van de topstangregeling. Een grote ploeg gedraagt zich meer als een getrokken werktuig dan als een aanbouwwerktuig. Dat is ook een reden dat de topstangregeling vrijwel verdwenen is. Bij een grote ploeg kun je zelfs gewicht van de ploeg naar de trekker overbrengen door de topstang net een slagje korter te zetten, waardoor die constant onder trekspanning blijft staan. Lemken en Pöttinger hebben daar voor grote ploegen zelfs een hydraulisch instelbaar systeem voor.

Feit blijft dat de basis van de afstelling en afstemming van trekker en ploeg goed moet zijn. De fijne kneepjes blijven toch een kwestie van ervaring en gevoel, en over sommige details bestaat ook verschil van inzicht. In dit artikel beperken we ons tot hoofdpunten.

Beweeg over de illustraties voor meer informatie.







Bekijk meer

Share this

Afbeelding
Martin Smits

freelance redacteur

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin