Doorgaan naar artikel

Landbouwsteun groter bestanddeel inkomen

Landbouwsteun maakte in 2016 21% uit van de bruto-inkomsten van boeren en tuinders in de Europese Unie.

Een jaar eerder kwam het aandeel landbousteun op 19% uit. Het Europese percentage ligt bijna dubbel zo hoog als in de VS, maar is wel aanmerkelijk lager dan in Noorwegen (60%), Zwitserland, IJsland maar ook Japan en Zuid-Korea.

Dat blijkt uit een analyse van de OESO, een organisatie van vooral hoogontwikkelde economieën. Het gemiddelde percentage binnen de OESO bedroeg in 2016 16%. De steun is het laagst in Oekraïne, Nieuw-Zeeland, Australië, Chili, Zuid-Afrika en Brazilië. In landen dus die veel landbouwproducten exporteren en waar productiekosten over het algemeen laag zijn.

Gedaalde grondstofprijzen

Voor de EU geldt dat het percentage landbouwsteun mede is toegenomen door een daling van de wereldwijde grondstoffenprijzen. De steun staat relatief vast, terwijl andere inkomsten van agrariërs slinken. De OESO prijst de EU voor de liberalisering door de jaren heen. In de jaren 80 maakte landbouwsteun nog rond 40% van de bruto-inkomsten uit.

In de jaren 90 daalde het percentage naar ruim 30% om sinds 2010 rond 20% te schommelen. Waar vroeger het overgrote deel van de steun aan productievolumes gekoppeld was, is dat nu nog maar het geval voor een klein deel. Ook de prijsondersteuning is goeddeels afgeschaft. Een steeds groter deel van de steun is gekoppeld aan groene diensten.

Groene steun moet gemeten

Toch is de OESO niet helemaal tevreden. De betekenis van ‘groene steun’ voor het milieu moet worden gemeten, aldus de OESO. Met name ontwikkelingslanden vinden dat de EU inkomenssteun ‘verstopt’ in het vergroende Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Ook hanteert de EU nog altijd exportlicenties, importquota en mechanismen om bij een grote plotselinge instroom van producten heffingen in te stellen.

Share this

Afbeelding
Jan Cees Bron

redacteur ondernemen

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin