Een paar maanden geleden heb ik een artikel geschreven over rassenkeuze in rozen en chrysanten.
Mijn eigen kop boven het artikel was: “Rassenkeuze, de lol is er wel af”. Want wat ik echt blijmoedig aanging, leverde een sombere constatering op: door de prijzen die onder druk staan, willen steeds meer kwekers gaan voor zekerheid. En als ze het zelf al niet willen, dan wil hun bank dat wel. Dus wat willen alle kwekers telen? Die paar grote rassen die hun waarde bewezen hebben. De kwekers van die rassen willen natuurlijk niet dat er te veel uitbreiding komt en zo ontstaan er tegengestelde belangen.
Het andere tegengestelde belang is dat tussen de kweker en de veredelaar. Want zeker als er concurrenten op de markt zijn met een bijna vergelijkbaar ras, wil de veredelaar graag zo veel mogelijk uitgeven van een ras, want dan vangt hij de meeste royalties. Vast argument van de veredelaar in deze is dat hij niet vaak zo’n succesvol ras heeft en dat hij van zulke rassen moet overleven. Ik weet zeker dat dit verhaal u als groente- of fruitkweker ook heel bekend voorkomt. Niet voor niets nemen de zogenaamde clubrassen toe. Logisch, want een beperkt aanbod creeërt vraag en dus een hogere prijs. Bovendien horen we steeds dat we ‘onderscheidend’ moeten zijn.
Bij de keuze voor mijn eigen tuin is ook de keuze beperkt. Alle grote succesvolle rassen zijn vergeven, dus ik kijk naar wat nieuws. De ellende daarvan is weer dat je een nieuwe markt moet aanboren en zodra dat gelukt is, zegt de veredelaar “Dank je wel” en profiteert alleen hij van het toenemende areaal. Keiharde afspraken zijn bijna niet te maken, want zie voorgenoemd punt van de veredelaar.
Ik zin nu op een manier om de rollen om te draaien. Dat niet ik van hun, maar zij van mij afhankelijk zijn. Dat zijn ze op een bepaalde manier natuurlijk al, maar wat mij betreft nog lang niet genoeg. Ik hou u op de hoogte.