Doorgaan naar artikel

Fiscale landbouwnormen per glasteelt

Voor de 25ste keer zijn vorige week de Landelijke Landbouwnormen van de Belastingdienst gepubliceerd. Boeren en tuinders en hun accountants gebruiken de normen voor een juiste balanswaardering en jaarwinstbepaling voor in de aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting.

De Belastingdienst stelt de Landelijke Landbouwnormen vast in overleg met onder meer LTO Nederland en de agrarische accountants verenigd in VLB en in TAAK en sinds 2010 ook de algemene koepel SRA.

Zonder normbedragen zou elke accountant voor ieder afzonderlijk bedrijf op balansdatum een waarde van de verschillende activa en voorraden moeten vaststellen. Gebruikt de accountant de Landelijke Landbouwnormen niet, dan moet hij extra werkzaamheden verrichten. Ook kan er dan nog een discussie ontstaan met de Belastingdienst over de juistheid van de waardering.

Voorheen hadden de Belastingdienst en het landbouwbedrijfsleven regionaal overleg over de normen. Een kwart eeuw geleden werd dat landelijk opgepakt. De normbedragen voor de verschillende sectoren worden jaarlijks vastgesteld in diverse werkgroepen met daarin in totaal ongeveer vijfenveertig mensen.

Afhankelijk van de complexiteit van het onderwerp komen de werkgroepleden één tot enkele keren per jaar bij elkaar. De uitkomst van de besprekingen en vastgestelde normbedragen worden begin november centraal door de Belastingdienst verzameld. Tegen het einde van het jaar worden op het ministerie van Financiën in een vergadering de normen definitief vastgesteld.

Afwijken van de landbouwnormen

Deze normen zijn voor de gehele Belastingdienst in Nederland bindend. Vertegenwoordigers van het landbouwbedrijfsleven hebben van de ondernemer geen volmacht gekregen om normen vast te stellen. Daarom mag een individuele belastingplichtige van de vastgestelde normen afwijken. Zij moeten dan wel aan bepaalde voorwaarden voldoen.

Een van die voorwaarden is dat de ondernemer of zijn accountant een gefundeerde berekening moet kunnen overleggen waaruit blijkt dat de normbedragen voor de betreffende onderneming niet kunnen gelden. En in de aangifte moet worden aangekruist dat de agrarische ondernemer bij het opstellen van de jaarstukken is afgeweken van de landelijke landbouwnormen.

Afschrijvingsnormen glastuinbouw

Voor afschrijving op investeringen kan voor twee methoden gekozen worden: afschrijving volgens de boekwaardemethode of afschrijving volgens de lineaire methode. Een eenmaal voor een bedrijfsmiddel gekozen methode mag in de volgende jaren niet worden gewijzigd.

De in de Landelijke Landbouwnormen 2016 opgenomen normen gelden dan ook voor investeringen, die vanaf 1 januari 2016 in gebruik zijn genomen (afschrijving mag immers pas beginnen wanneer een bedrijfsmiddel in gebruik is genomen). De afschrijving begint nadat de kostprijs van een bedrijfsmiddel is gecorrigeerd met eventuele herinvesteringsreserves, aankoopkortingen, subsidies et cetera.

Let er voorts op dat als een bedrijfsmiddel in de loop van een jaar in gebruik genomen wordt, de afschrijving naar tijdsgelang dient plaats te vinden (bij ingebruikname per 1 april 2016 mag dus 9/12 van de afschrijving in het eerste jaar toegepast worden). In de Landelijke Landbouwnormen zijn de afschrijving per jaar en de restwaarde opgenomen: daarover hoeft dus geen discussie meer gevoerd te worden met de Belastingdienst.

Wel of geen rekening met restwaarde

Bij de boekwaardemethode houdt u geen rekening met een eventuele restwaarde. Het volledige investeringsbedrag wordt in de aangegeven periode afgeschreven (ten laste van het resultaat gebracht). Doordat er op basis van de boekwaarde wordt afgeschreven, neemt het jaarlijkse bedrag van de afschrijving steeds af.

Bij de lineaire methode wordt de werkelijke kostprijs (dus na aftrek van de verminderingen als hiervoor bedoeld) verminderd met de restwaarde. Het verschil wordt gedeeld door de levensduur van het bedrijfsmiddel. De uitkomst van deze berekening levert de jaarlijkse afschrijving op. Bij de lineaire methode is het bedrag van de jaarlijkse afschrijving dus steeds gelijk. Voor deze methode geldt overigens ook dat pas mag worden afgeschreven wanneer het bedrijfsmiddel in gebruik is genomen.

Rekenvoorbeeld

Stel: u investeert € 150.000 in een ketelhuisinstallatie. Bij de afschrijving op boekwaarde is de afschrijving in het eerste jaar 22% van € 150.000 ofwel € 33.000. In het tweede jaar is de afschrijving 22% van (€ 150.000 – € 33.000 ofwel) € 117.000 = € 25.740. De afschrijving wordt dus elk jaar minder.

Bij afschrijving op lineaire basis is de restwaarde van belang. Deze is 1% ofwel € 1.500. Het resterende bedrag van € 148.500 mag in 11 jaar worden afgeschreven. Dat is € 13.500 per jaar.

De restwaarde en de afschrijvingsperiode zijn in de normen opgenomen.

Bij de afschrijving van gebouwen (waaronder kassen) heeft u te maken met de afschrijvingsbeperking: bij eigen gebruik mag niet verder worden afgeschreven dan tot de helft van de WOZ-waarde (inclusief de grond).

Normering veldinventaris

In de Landelijke Landbouwnormen is ook een normering voor de veldinventaris opgenomen. De veldinventaris is het totaal van de uitgaven die u maakt voor de komende oogst. Deze uitgaven hebben nog niet geleid tot een geoogst gewas. Het gaat bijvoorbeeld om uitgaven die u in 2015 heeft gemaakt voor een gewas dat in 2016 wordt geoogst.

Potplanten en gewassen of producten waarbij er twee of meer balansdata tussen de aanvang en de oogst van de teelt zitten (bijvoorbeeld de eerste kosten worden in 2015 gemaakt en de oogst vindt pas plaats in 2017), zijn geen veldinventaris (de desbetreffende kosten moet u overigens wel activeren).

Op basis van de gegevens uit uw administratie dient u te bepalen welk bedrag u als veldinventaris moet activeren. Het gaat daarbij om de volgende kosten: zaden, plant- en pootgoed, personeelskosten (eigen personeel en ingehuurd personeel), meststoffen en gewasbescherming, loonwerk (voor onder andere grondbewerking, zaaien, planten en poten), folie, touw, bind- en steunmateriaal alsmede kosten van machines (afschrijving en brandstofkosten). De kosten gemaakt tot en met de balansdatum moeten geactiveerd worden.

Normbedragen per vierkante meter

Voor een aantal gewassen zijn normbedragen per vierkante meter vastgesteld, zoals voor:

  • chrysanten (€ 6,94 inclusief en € 6,40 exclusief btw),
  • komkommers (€ 3,83 resp. € 3,50),
  • paprika’s (€ 5,70 resp. € 5,30),
  • (alle soorten) tomaten (€ 5,80 resp. € 5,30).

Bekijk meer

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin