“Bernd, vanmiddag kwam er iemand bij me langs, in opdracht van de provincie. Hij heeft een gespreksverslag gemaakt. Kijk er eens naar.” Die vraag kreeg ik van een tuinder die opvalt door zijn afwijkende marktbenadering.
De volgende dag bekeek ik het verslag en belde hem terug. “Even kort door de bocht. Ik kan hier niets mee. Het is beschrijvend maar niet concreet. Als ik het goed lees, staat er dat de provincie een rol wil spelen bij het samenbrengen van de verschillende actoren in de keten en bij het ontwikkelen van nieuwe markten en marktconcepten voor de sector.”
“Hebben ze hiervoor wel de kennis in huis?”, vroeg de tuinder. “De vraag stellen is de vraag beantwoorden”, was mijn korte antwoord. Je ziet het vaker. Zodra een tuinder ‘dreigt’ succesvol te zijn met iets nieuws wordt hij bedolven onder aandacht van lieden die vooral tijd vergen. Ook deze tuinder zou er zijn dagen mee kunnen vullen.
De tuinbouwsector bestaat niet. Het is een verzameling van individuele ondernemers. De moeilijke situatie voor ondernemers is ook veroorzaakt door belangen, tradities en emoties. Die kun je niet doorbreken met een lokale coach of scheidsrechter. Ik geloof meer in individuele dan in collectieve sectoroplossingen. Voor het collectief is trek in de schoorsteen het beste. Daarmee bedoel ik stimuleren en ruimte bieden aan koplopers. Daar profiteren de meeste telers ook van.
(Niet meer) kiezen voor coöperatie
De week erna had ik een gesprek met een andere ondernemer en de bank over de afronding van een investeringsplan. Deze tuinder is vertrokken bij ‘zijn’ coöperatie omdat hij meer kon verdienen door zijn producten zelf te verkopen.
“Dat zou toch niet zo moeten zijn”, merkte de coöperatieve bankier enigszins bedremmeld op. “Als de coöperatie had gedaan wat ze hoort te doen was ik gewoon gebleven.” “Wat bedoel je daarmee?” “Gewoon toegevoegde waarde leveren voor je klanten en de leden. Daar kun je nog steeds prima de boer mee op!” “Dat doen ze toch met extra service en exclusieve rassen?” “Mag ik u een wedervraag stellen?” “Jazeker.” “Welke tuinders in uw portefeuille verdienen gemiddeld het meeste of hebben als de prijzen tegenvallen de minste liquiditeitsproblemen?” “Daar kan ik zo geen antwoord op geven, elke onderneming is uniek en …” “Ik zal het voor u invullen. De tuinders die zich bezighouden met sorteren, verpakken, bewaren of andere vormen van toegevoegde waarde. Volgens mij is dat de keiharde economische realiteit in een aanbodgestuurde markt.”
Ik zal u nog een anekdote vertellen. Onlangs werd ik gebeld door een hoge pief van de coöperatie. “Je moet helemaal niet gaan sorteren of klein verpakken. Daar kun je geen geld mee verdienen. Blijf lekker telen. Dat kun je het beste. Diezelfde man was in een interview vol lof over hun centrale sorteer- en pakstation en het feit dat afnemers meer geld geven voor deze producten. Snapt u nu mijn keuze?”
De kern van het gedachtengoed van ‘Raiffeisen’ was solidariteit. Het verlangen en de behoefte aan een coöperatie die daar invulling aan geeft, is groter dan ooit. Eigenbelang bij bestuurders en management van de traditionele coöperaties zorgt ervoor dat steeds meer tuinders vrijwillig of noodgedwongen kiezen voor de markt en niet voor de traditie.