Veel telers zullen er niet aan moeten denken: een teeltplan maken voor 2.000 hectare en het nog moeten uitvoeren ook. Bij Van Dijck Groenteproducties hebben ze dat in de vingers. Het vraagt managementcapaciteiten en organisatietalent. De afstemming van teelt, oogst, verpakken en transport luistert nauw. Toch is Peter van Dijck ook vrijwel dagelijks in het veld te vinden.
Peter van Dijck benadrukt het nog maar eens: “Dit soort interviews geef ik eigenlijk nooit.” Voor één keer maakt hij voor Groenten&Fruit een uitzondering. Van Dijck Groenteproducties is met 2.000 hectare beteelbare oppervlakte veruit de grootse vollegrondsgroenteteler van Nederland. Dat is geen doel op zich, maar Peter van Dijck dacht vanaf het begin van zijn telerscarrière al wel in termen van grootschaligheid.
Start met 100 hectare
In 1980 stapte Peter van Dijck in de maatschap van zijn vader Jan. Die had een traditioneel Limburgs gemengd bedrijf met melk- en vleesvee, varkens, leghennen, akkerbouw en asperge. Toen Peter erbij kwam, steeg het areaal groenten snel naar een voor toen immens areaal van 100 hectare. Bladgroenten, prei en broccoli werden de belangrijkste groentegewassen. Eind jaren tachtig werd het vee afgestoten en kwam het zwaartepunt te liggen op ijsbergsla en akkerbouw. Jaarlijks steeg het areaal ijsbergsla met zo’n 50 hectare. Ook werd toen afscheid genomen van Veiling ZON en de afzet zelf opgepakt. In 2002 volgde het lidmaatschap van telersvereniging Fossa Eugenia, voor een ruimere afzet en voor het netwerk. Een ander voordeel was dat er beroep gedaan kon worden op GMO-gelden. Begin 2002 werd met de komst van Luc Willemssen, die grootschalig ijsberg- en kropsla teelde, de BV Van Dijck Groenteproducties opgericht.
Roots trouw gebleven
Anno 2015 gaat het om het twintigvoudige areaal van de beginjaren, met een scala aan gewassen. Van Dijck bleef zijn ‘roots’ wel trouw. IJsbergsla is met 40 procent in areaal en omzet nog steeds het grootste gewas. Daarna volgt spinazie met 20 procent, gevolgd door broccoli en prei. Dat laatste gewas teelt hij echter niet meer zelf. Dat doen gespecialiseerde preitelers waarmee hij samenwerkt en van wiens bedrijf hij aandeelhouder is. Die constructie is er ook met een in speciale bladgewassen gespecialiseerde teler en Van Dijck sluit dergelijke constructies voor de toekomst niet uit. “Je hoeft niet alles zelf te telen. Als er al telers gespecialiseerd zijn en hun gewas vormt een aanvulling op ons pakket, dan snijdt het mes aan twee kanten. Zij zijn gegarandeerd van afzet en wij kunnen een nog breder pakket leveren.”
Afzet via Fossa Eugenia
Die afzet vindt bij Van Dijck plaats via telersvereniging Fossa Eugenia naar diverse retailers en snijderijen. “Daaronder zitten inderdaad grote supermarktketens.” Het afzetgebied omvat de Benelux waar met eigen vrachtwagens geleverd wordt. Voor ijsbergsla is Italië de grootste afnemer. Dat gaat via twee grote exporteurs. Verder gaan er producten naar Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Scandinavië. Duitsland komt in het rijtje van afzetlanden dus niet voor. “Nee, in Duitsland willen ze graag product uit eigen land. Enkele grote Duitse telers kunnen die markt uitstekend bedienen. Ook zijn producten uit de eigen streek daar in opkomst. In Frankrijk zie je dat trouwens ook heel sterk.”
Telen op vraag is waar Peter van Dijck al snel mee startte. “Produceren om het produceren is een heilloze weg. Gelukkig is dat besef onder vollegrondsgroentetelers ondertussen aardig doorgedrongen. Als afnemers iets nieuws willen, dan spelen we daar graag op in, maar we gaan het eerst testen, qua teelt, qua verpakking en qua omloopsnelheid in het winkelschap. De resultaten worden gezamenlijk besproken en dan volgt de beslissing, mee doorgaan of niet. Dat laatste is bijvoorbeeld gebeurd met radicchio rosso. Dat is een teelt met risico’s, maar zo’n product als losse krop bleek in de supermarkt ook geen succes. Dan moet je ermee stoppen.”
Grootschalig kan meer kosten
De dwang tot schaalvergroting komt uiteraard voort uit kostprijsoverwegingen. Toch waarschuwt Van Dijck voor een te simpele voorstelling van zaken. “Er komt een moment dat schaalvergroting ook extra kosten met zich meebrengt. Bijvoorbeeld omdat je specifiek personeel nodig hebt of omdat je moet gaan investeren in gebouwen of machines. Je moet ook zaken uit handen gaan geven, want je kunt niet meer alles zelf doen.”
Zaken uit handen kunnen geven, en toch is hij vrijwel dagelijks in het veld te vinden. “Ik beoordeel de gewassen en kijk waar we moeten oogsten of beregenen. De oogstplanning wordt dagelijks doorgenomen met 2 interne teeltbegeleiders (Martin Hekkert en Huub Kleuskens) en met Luc Willemssen als hoofd van de verwerkings- en verpakkingshallen. Ook kijk ik naar percelen die voor ons geschikt zijn. De grond moet in orde zijn en het liefst hebben wij grote aaneengesloten blokken. Omdat we hier in een voormalig ontginningsgebied zitten, is de verkaveling over het algemeen goed. Door langlopende afspraken is grond ook geen probleem. Voor volgend jaar hebben we alweer 80 procent ingevuld.” Van alle percelen worden aaltjes- en complete grondmonsters genomen. Voor spinazie wordt ook op bietencystenaaltjes bemonsterd.
Financieringswijze
Met twee grote investeringsprojecten achter de rug rijst de vraag hoe dat allemaal te financieren valt. “De bedrijfsverplaatsing van Meterik naar America en de huidige bouw van vijf hectare glas in Siberië zijn inderdaad miljoenenprojecten, beide in orde van grootte van zo’n 20 miljoen. Wij moeten daarvoor ook gewoon naar de bank, net als iedereen. Onze huisbankier is de Rabobank. Wat je wel ziet is dat bij dergelijke omvangrijke investeringen meerdere banken worden betrokken. En in geval van Siberië heeft de provincie Limburg de grond gekocht en die ons in erfpacht gegeven. Dat scheelt toch 5 miljoen aan investering. Ik vind het vooral een voordeel dat we niet hoeven investeren in grond. Ik geloof niet meer zo in de wetenschap dat grondbezit zo waardevol is. Ik zie het meer als een gebruiksmiddel en pacht liever. Of zoals in dit geval grond in erfpacht. De verplichtingen zijn te overzien en beide partijen hebben er voordeel van.”
Voor de benodigde vergunningen moest hij naar de gemeenten Horst aan de Maas en Peel aan de Maas. “Beide gemeenten zijn agrarisch georiënteerd. Ik kan niet anders zeggen, dan dat ze vlot hun volledige medewerking hebben gegeven. Nee, de portemonnee hebben ze niet getrokken. Sterker nog, ons oude bedrijf in Meterik hebben we op eigen kosten helemaal afgebroken.”
Kassen en teeltcellen
Een kas van vijf hectare verrijst momenteel in het Noord-Limburgse glastuinbouwgebied Siberië. De bedoeling is dat daar vanaf januari 2016 bladgewassen worden geteeld, in perspotjes op goten. In de winter wordt belicht met ledlampen, omdat onder die verlichting het gewas beter te sturen is. Gewone lampen leveren te veel stralingswarmte, waardoor de teelt ook langer duurt. Onder ledverlichting ontstaat een steviger gewas, waardoor de houdbaarheid beter is. Van Dijck koos voor een systeem op goten, omdat daarin de groei beter te sturen valt. Er kan op de verschillende groeifases worden ingespeeld met verschillende bemestingsschema’s. Op een floating systeem kan dat niet. De goten wijken gedurende de teelt steeds verder uit elkaar. Aan de ene kopzijde van de kas worden de goten vol geplant, aan de andere kopzijde vindt uithalen en verpakken plaats.
Een systeem voor het telen in klimaatruimten zonder buitenlicht met alleen ledverlichting bevindt zich nog in het stadium van onderzoek. “We kijken met welke gewassen dat kan en hoe dat moet. Het duurt nog zeker 3 jaar voor we dat teelttechnisch onder de knie hebben. Bovendien is de kostprijs van dat systeem hoog. Maar het is wel een ontwikkeling die we op de voet volgen.”
Alle producten worden steekproefsgewijs door een intern keuringsteam beoordeeld. Van alle gewassen die aan oogsten toe zijn, worden een week voor oogsten residumonsters genomen en bij twijfel later nog een spoedmonster. Externe laboratoria zoals Eurofins Lab Zeeuws-Vlaanderen analyseren de monsters. “Het valt niet mee, het is soms best puzzelen met de inzet van chemische middelen, maar we redden het vrijwel altijd om aan de extra normen van de supermarkten te voldoen. Als het een enkele keer niet lukt, zoeken we naar een ander afzetkanaal dat tevreden is met een product dat gewoon aan de wettelijke normen voldoet.”
Bij de vraag of biologisch telen een optie is, slaakt Van Dijck een diepe zucht. “Ik heb niets tegen biologisch telen, maar het past gewoon niet bij mij. Ik vind dat je er met hart en ziel achter moet staan en dat is bij mij niet zo. Zo min mogelijk chemische middelen en kunstmest gebruiken vind ik prima, waarom niet? Maar biologisch telen is meer een andere levensstijl.” En als een belangrijke afnemer erom zou vragen? “Dan zou ik daar heel lang over moeten nadenken. Ik denk in ieder geval niet dat ik het dan zelf ga doen.”
Over vijf jaar?
Tot slot, waar staat Van Dijck Groenteproducties over vijf jaar? “Ik denk dat we dan nog meer samenwerken met afnemers. Met hen samen goed kijken wat de markt nog kan hebben. Binnen Fossa Eugenia hebben we nu al een breed platform aan producten, maar dat zou nog aangevuld kunnen worden. Ik denk verder dat we de logistiek nog kunnen verbeteren door meer te combineren. Voor de komende jaren is de lijn dus optimaliseren, maar ook internationaliseren. Het kan zijn dat we in België of Frankrijk zelf gaan telen of via Fossa meer gaan exporteren.” Het mag duidelijk zijn, van Van Dijck Groenteproducties gaan we ook de komende jaren zeker nog horen.
Bedrijfsgegevens
Peter van Dijck en Luc Willemssen zijn de 2 directeuren van Van Dijck Groenteproducties. Het bedrijf beteelt 2 duizend hectare in een straal van 35 kilometer rond America. IJsbergsla vormt het belangrijkste gewas (40% in areaal en omzet), dan spinazie (20%) en verder broccoli, prei, Chinese kool, andijvie, Romanasla, bloemkool, paksoi en boerenkool. De jaaromzet bedraagt zo’n 50 miljoen euro. Er werken 150 fte’s in vast dienstverband, in het seizoen aangevuld met 700 losse krachten. De laatste ontwikkeling is de bouw van een kas van 5 hectare voor de teelt van bladgewassen op goten met ledverlichting.
Tijdelijke personele invulling
De 700 losse arbeidskrachten hebben huisvesting op het tegenover het bedrijf van Van Dijck gelegen vakantiepark. Daar wordt voor gekozen, omdat zeker is dat daar alle vergunningen in orde zijn en er dus geen problemen kunnen ontstaan met bijvoorbeeld de gemeente.
Bovendien eisen afnemers dat zaken rondom het personeel goed geregeld zijn. Arbeidsomstandigheden maken ook deel uit van diverse certificaten. De busonderneming Het Maasdal uit Horst zorgt voor het vervoer van het personeel.
De meeste seizoenwerkers zijn van Poolse afkomst, maar geleidelijk winnen Roemenen terrein. Polen worden welvarender waardoor ze minder graag ongeschoold werk willen doen. Ook komen er meer Polen die niet meer komen om geld te verdienen voor hun in Polen verblijvende familieleden, maar naar hier komen voor een vrijer leven met meer geld. Dat gaat wel eens ten koste van de inzetbaarheid. Aan de andere kant vestigen zich steeds meer Polen permanent in Nederland.
De organisatie van het personeel ligt in handen van Van Dijkc zelf. Daar zijn 4 P&O medewerkers werkzaam die zorgen voor de huisvesting en het invullen van de benodigde formulieren. Verder vormen zij de vraagbaak voor allerlei voorkomende zaken.
Belangrijkste mechanisatie
Het machinepark bestaat onder andere uit 33 trekkers, merendeels John Deere en Fendt, grotendeels voorzien van gps. Verder 8 Tumoba-oogstmachines op rupsbanden, een Tumoba-oogstmachine op rupsbanden voor spinazie/rucola/babyleaf op bedden, een Tumoba/Spiroma-oogstmachine op rupsbanden voor spinazie volvelds (7,2 meter maaibreedte) en 2 broccoli-oogstwagens. Verder 1 Tumoba-plantmachine op rupsbanden en 4 Van de Beucken-plantmachines. Ploegen gaat met een Lemken 9-scharige gedragen wentelploeg met vorenpakker. Daarnaast 1 Maschi-rotorkopeg, 2 camera-gestuurde Ecodan-schoffelmachines, 1 Ortomec-beddenzaaimachine, 2 Imants/Lemken spit/zaaicombinaties en 25 Bauer-beregeningshaspels met bijbehorende kanonnen en regenbomen. Voor transport tussen de velden en het bedrijf zijn er 25 zeilwagens. Het transport naar de afnemers verzorgen 12 DAF 105FX trucks met 3-assige koelopleggers.