Bijzondere wereld waar we inzitten; blijkbaar is er ergens een licht gaan branden waardoor de tuinbouw ineens door Jan en alleman omarmd wordt als topsector. Da’s mooi want dat zou kunnen betekenen dat er ruimte ontstaat voor ondernemers in de tuinbouw.
Maar vervelend bijverschijnsel is het ontstaan van allerlei overlegstructuren die van zichzelf vinden dat ze de tuinbouw moeten ondersteunen, structureren, faciliteren, profesionaliseren en meer van deze goed bedoelde acties. Het vervelende is dat er structuren ontstaan die elkaar voor de voeten lopen en daarvoor uiteraard financien nodig hebben. Daar komt dan nog bij dat bestaande structuren ook weer de noodzakelijke dwang hebben om zichzelf te bewijzen. Gevolg is dat partijen naar elkaar gaan kijken wanneer het om financien gaat en zelf de weg zoeken wanneer profilering beter past. Recent voorbeeld is de houding van Greenport Holland om het PT als heffingsinstantie te gebruiken, waarna Greenport Holland de geinde gelden besteedt aan haar eigen agenda. Een foute benadering! Immers dit past zeker niet in de manier waarop heffingsbetalers over het PT denken.
Draagvlak voor iets collectiefs
De recente ondernemerspeiling van het PT wijst naast een nogal negatieve houding t.a.v. het PT uit, dat er wel degelijk een aantal zaken belangrijk zijn die collectief geregeld moeten worden. De houding t.o.v. beslisstructuur binnen het PT geeft aan dat deze structuur maar zeer beperkt vertrouwd wordt. Er is hieruit maar een goede conclusie te trekken: beslissingen over bestedingen van collectief geld moeten gedaan worden door degene die deze gelden opbrengen. Er is immers wel degelijk draagvlak voor iets collectiefs. Maar dan wel op basis van eigen zeggenschap en grip op eigen ingebrachte gelden. Juist de organisatie hiervan ligt bij de dragende organisaties. Immers dragende organisaties zijn private collectieve organisaties die zich continu moeten verantwoorden aan leden.
Overheid aansturen
Juist in deze noodzaak tot verantwoorden licht de verplichting om de eigen overheid aan te sturen. Een productschap immers, is wel degelijk een overheid, ook al is dit profiel een half jaar geleden ten onrechte om zeep geholpen.
Wanneer de dragende organisaties verantwoording nemen voor aansturing van de productschappen zal ook duidelijk worden dat er een beperkt aantal productschaptaken noodzakelijk is en een groot deel van de taken de verantwoording van de dragende organisatie zelf is. De vollegrondsgroente sector geeft, tegen de stroom in, al jaren aan dat het productschap slechts een beperkt aantal taken moet uitvoeren die door de heffingsbetalers worden aangegeven. Hoe zo’n schap er uit moet zien is invulling.
De portemonnee aan nog weer een ander orgaan geven past niet in het respect dat ondernemers in de tuinbouw verdienen. En juist dit ondernemerschap zorgt er voor dat de tuinbouw een topsector is.