Chris van der Sterre in Bleiswijk teelt vanaf 1978 spruiten. “Ik was jong en met spruiten kon je echt geld verdienen.”
Vorig jaar zette hij er een punt achter, want was uitgekeken op de teelt. “Ik heb pauze gehouden. Ik had me 35 jaar uit de naad gelopen –je doet iets goed of je doet het niet- maar ik had er gewoon genoeg van. Vroeger leek er wat meer muziek in de teelt ze zitten, dan kon het wel gebeuren dat de spruiten enkele weken goed duur waren. Ik was er altijd wel goed in om dan een stevige slag te slaan, met twee plukmachines en niet te veel oppervlakte. Ik was knap overgemechaniseerd.” Dat ‘stoppen met de teelt’ is van tijdelijke aard gebleken, Van der Sterre heeft de draad weer opgepakt.
Anders dan voorheen is dat hij met de biologische spruitenteelt begint. “Iedereen zegt dat dat een moeilijke teelt is, wat mij betreft een goede reden om dat dan ook uit te proberen. Het is echt de eerste keer, ik heb er geen ervaring mee. Ik laat me daarom adviseren door een gespecialiseerde voorlichter. De afzet is ook geregeld, voorwaarde is wel dat je met goede kwaliteit voor de dag komt. De markt voor biologische spruiten is klein en kieskeurig.”
Het plan is om vanaf eind oktober tot na Nieuwjaar aan de markt te zijn. “eerder starten zou misschien wel kunnen. Maar zoals in de gangbare teelt de volumes in augustus en september niet te groot mogen zijn, zo is dat nog meer het geval voor biologische spruiten.” Mensen die het weten kunnen, geven ook aan dat het niet zo verstandig is heel vroeg te planten, vanwege de onkruiddruk door de trage groei van het gewas. In mei gaat dat allemaal wat vlotter. Je hebt zonder kunstmest wat minder te ‘vertellen’ over de beschikbare hoeveelheid stikstof. Je kunt niets forceren.
De teelt gaat met de rassen Nautic en Neptuno van Bejo, plus Steadia van Agrisemen. “De Bejo-rassen zijn van biologisch geproduceerd zaad, daarmee voldoe je aan de normen voor b.d.-landbouw. Dat is nog een stapje hoger dan SKAL, de Duitse supermarkten vragen dat. Voor het gebruik van Steadia moet je toestemming aanvragen. Neptuno heb ik gangbaar ook gehad, en ik heb ook heel veel Steadia geteeld. Die wil ik in de biologische teelt ook proberen.”
Staedia legt relatief laat zijn spruiten aan, volgens Van der Sterre kan dat een voordeel zijn: wat kort groeit, wordt ook kort blootgesteld aan beschadigingen’, constateert hij. “Vergelijk dat maar eens met een ras als Cyrus, daarmee had je in augustus al spruiten, dat was best riskant.”
Qua schimmels zou Steadia weer wel wat gevoeliger kunnen zijn. “Snelle groei geeft waarschijnlijk wat zachtere celwanden.”
De teelt gebeurt in deelbouw met een biologische veehouder, op oude zeeklei. Het grasland is in november netjes geploegd, en inmiddels bemest met 30 ton vaste stalmest. Er gaat ook nog digestaat overheen, dat is het overblijfsel van de vergisting van biologische mest. Dat uitrijden gaat met sleepslangen. Het plan is om na die digestaatbemesting direct te kopeggen. Zo werk je het digestaat door de grond – dat komt de werking ten goede- en het ruimt het kleine onkruid op.”
Van der Sterre gaat uiteraard voor een succesvolle teelt, ‘maar ik kan je met gemak wel 10 hindernissen noemen waardoor het fout kan gaan.” Koolmotten vormen bedreiging nummer één. “Geef je die de ruimte, dan ben je direct weg. Het is goed dat Tracer ingezet mag worden, anders zou ik niet eens aan deze teelt beginnen.”
De inzaai van akkerranden met bloemenmengsels om natuurlijke vijanden, is niet aan de orde. “Ik heb dat wel overwogen, maar daarmee creëer je ook goede omstandigheden voor slakken. Die vormen de tweede valkuil. Al helemaal omdat de spruiten komen te staan na jaren achtereen grasland. Je mag de slakkenkorrels van Ecostyle gebruiken, maar we weten ook uit ervaring dat je het daarmee niet altijd redt.”