Bas Kok in Andijk is net terug van vakantie op Curaçao, “mooi weer, 30 graden”, zodat hij nog geen kans heeft gezien een rondje langs zijn winterbloemkool te maken. Niet dat er veel aan de hand is, verwacht hij.
Zijn areaal winterbloemkool is 8 hectare, zowat de helft van de oppervlakte die tot twee jaar geleden werd geteeld. “We vonden het risico te groot, na vijf winters met te veel vorst.” Een nog belangrijker argument om terug te gaan, zijn de rassen. “Die vind ik niet goed meer. Een voorbeeld: het afgelopen voorjaar – in 2014 – had ik drie late rassen die er tot het laatst fantastisch bij stonden. Maar wel met bruine kool tijdens de oogst. Dat kan natuurlijk het gevolg zijn van een gebrek in de bodem, fouten met het beregenen, de perceelkeus. Alles kan, maar het wordt opvallend als een groot aantal telers met dezelfde rassen de fout in gaat. Dan is er iets loos.” Dat de problemen zich vorig voorjaar ineens aandienden, is wel te verklaren. “Omdat er jaren achtereen niet is gesneden, is het niemand opgevallen.”
De problemen zitten volgens Kok bij meer zaadfirma’s en ook in rassen voor het middensegment, oogstbaar rond half april: “Juist in die periode lopen de dagtemperaturen op. Omdat je weet dat de afrijping dan snel kan gaan, plantten we per keer nooit meer, als we dezelfde dag konden oogsten. Maar desondanks kon het gebeuren dat kool die in de ochtend nog goed was, door tegen het eind van de middag niet meer oogstbaar bleek. Vandaar dat we vooral het aantal rassen in het middensegment hebben beperkt. Van de vroegste rassen hebben we juist het aantal planten verhoogd, evenals voor in het late segment, tot 8 mei.” De huidige rassen zijn Sidor, Balak, Marcher, Mayfair en twee kleinere rassen Pascale en Douglas.