Fruittelers hebben meestal òf de rode worm in de bodem van fruitpercelen of de dauwworm. Beide soorten verteren blad, maar de dauwworm lijkt een belangrijkere rol te spelen in tegengaan van ziektes.
Deze regenworm trekt het blad in de winter de grond in, waardoor het helpt voorkomen dat ziektes overwinteren. Dat blijkt uit het project Duurzaam bodembeheer grootfruit van Wageningen UR.
Regenwormen zijn belangrijk voor de teelt van peren: ze verteren blad waarop overwinterende ziekten voorkomen en ze verbeteren de structuur van de bodem waardoor er meer zuurstof in de grond komt en overtollig water sneller afgevoerd wordt. Dat er verschillen zijn tussen de soorten is nog niet helemaal onderzocht. Naar het stimuleren van de dauwworm wordt nog onderzoek gedaan.
Op de onderzochte bedrijven varieerde het aantal regenwormen van 57 tot 248 regenwormen per m2. Het aantal soorten lag tussen de 4 en 9. Opvallend waren de verschillen bij de dauwworm en de rode worm, beide bladverteerders. De meeste bedrijven hadden één van beide wormensoort.
In het project werd vastgesteld dat het gebruik van compost vroeg in het voorjaar de ontwikkeling van regenwormen vertraagt, waarschijnlijk door het langer koud houden van de bodem. Door het daarop volgende jaar de compost in juni uit te rijden werden in het najaar meer regenwormen gevonden.
Regenwormen zijn goed voor de bodem. Ze zorgen voor een gezonde bodem, door gangen te maken in de grond. Hierdoor ontstaat er een stabiele structuur en een goede doorluchting en regenwater kan snel wegzakken. De uitwerpselen van regenwormen bevatten veel voedingsstoffen, zoals stikstof, fosfaat en kalium, die goed zijn voor de aanwezige bodem-micro-organismen. De micro-organismen in de grond helpen de regenworm bij het verteren van de bladeren. Dit helpt op haar beurt weer om schadelijke schimmels tegen te gaan.